72 boekbesprekingen deze rondgebouwde schepen in de vaart. In het eerste deel van zijn boek wordt eerst de historie van de Zeeuwse en Vlaamse visserij op de Schelde geschetst. Vervolgens wordt dieper inge gaan op het leven van de Vlaamse vissers, de vis serij, hun leefomstandigheden en de garnalen- handel. Hierna neemt de schrijver ons mee naar het scheepstype dat centraal staat in dit boek: de knots. Waarschijnlijk werd met deze schepen niet alleen op garnaal maar ook op bot en andere vis soorten gevist, en tevens op mosselen en oesters. De meeste knotsen hadden een driekoppige be manning: de schipper, die tevens eigenaar was, een knecht en een jongen. Jules Van Beylen laat u kennismaken met de bouwers, de verschillende bouwwijzen, gegevens uit de consentregisters, de visserijuitrusting en de zeilvoering. Wat de zeilvoering betreft, mogen we van geluk spreken dat de snijboeken van de zeil maker Frans Buysaert bewaard zijn gebleven. Te zamen met het vele unieke fotomateriaal en de gedetailleerde schetsen van Henri en Maurice Seghers gaat een verdwenen scheepstype op nieuw voor u leven. Zoals ook in de boeken over de hoogaars en de botter wordt in het tweede deel een volledige beschrijving gegeven van de bouw van een mo del van de knots. Het is haast onvoorstelbaar hoe Jules van Beijlen kans heeft gezien om dit ver dwenen scheepstype volledig te reconstrueren. Tot in de kleinste details wordt elk onderdeel van het schip en van de uitrusting volledig beschre ven en geschetst. Ook al komt u voorlopig niet toe aan deze vorm van huisvlijt, het lezen van deze beschrijving met de schitterende tekeningen is een waar genoegen. Na deze bouwbeschrijving volgt een uitge breide verantwoording van de gebruikte bron nen. De bijlagen bevatten een verklarende woor denlijst en negen consentlijsten uit de jaren 1825-1879. Als we bedenken dat rond de Tweede Wereld oorlog de knots op de Schelde is verdwenen, dan getuigt het van een bijzondere prestatie dat zo'n uitgebreid boekwerk over dit onderwerp kon worden samengesteld. Dit was slechts mogelijk door het jarenlange onderzoek, de schier einde loze werklust en de ongebreidelde passie voor het onderwerp van Jules van Beylen. Zelf laat hij de eer aan 'zijn lieve vrouw die hem nog altijd de gelegenheid en de logistieke en morele steun geeft om dit omvangrijke werk te verwezenlij ken'. De uitgever heeft met deze goed verzorgde uit gave recht gedaan aan zijn werk. G. Zomer P. Stockman en P. Everaers. Versterckt Zeeland. Provincie Zeeland, 1999, gebonden, 120 blz. met 3 losse kaarten. Prijs 5,-. isbn 90-71565-59-9. De druk bezochte middag waarop het boek van Paul Stockman en Paul Everaers in Hulst werd aangeboden, toont aan dat er grote belangstelling voor ons cultuurhistorisch erfgoed bestaat. De Provincie Zeeland zal met Versterckt Zeeland, dat laaggeprijsd is en een rijke inhoud heeft, dan ook weinig moeite hebben om het grote publiek te bereiken. Het boek is alweer het achtste deel in de serie cultuurhistorische uitgaven. In acht hoofdstukken behandelen de auteurs in een prettig leesbare stijl de militaire versterkingen die er in onze provincie nog zijn of zijn geweest. De indeling van de hoofdstukkken is chronolo gisch en Stockman en Everaers beginnen dan ook met het Romeinse castellum (is het meer voud 'castellae'?). Vervolgens passeren de ring- walburgen, de middeleeuwse kastelen, de ves tingsteden, forten en schansen, de linies, kust- forten en Duitse bunkers de revue. Het is duide lijk dat de auteurs hebben getracht alle perioden te behandelen en ook de gehele provincie te be strijken. Maar niet alle streken in de provincie zijn even rijk aan historische versterkingen, waar door sommige gebieden, zoals Schouwen Duive- land en Tholen, relatief veel aandacht krijgen. De opbouw van de hoofdstukken volgt een vast patroon. In hoofdstuk 4 bijvoorbeeld, dat handelt over de vestingsteden, beginnen de au teurs met een tijdsbeeld. Hierin wordt wat alge mene informatie verstrekt over de ontwikkeling van de vestingbouw, die wordt toegelicht met een profieltekening van een vestingfront. Dit soort verhelderende tekeningen, van de hand van K. de Jong, komen ook in andere hoofdstukken voor. Jammer is het dat tekst en tekening niet wat beter op elkaar aansluiten door bijvoorbeeld cor responderende cijfers. Alleen al het vermelden van de namen van de vestingonderdelen op de tekening zelf zou de lezer geholpen hebben. Een en ander heeft er kennelijk toe geleid dat er een extra tekening in de verklarende woordenlijst op blz. 110 moest worden opgenomen. Het blijft voor de lezer dus flink zoeken wat nu de beteke nis is van termen als glacis, sortie en contrescarp. De overige illustraties zijn echter treffend geko zen, al kan men van mening verschillen over de vraag of de bijschriften niet wat uitgebreider had den moeten zijn. Het formaat van het boek laat het nu eenmaal niet toe de vestingen ruim en breed te illustreren. Vervolgens gaan de auteurs in hoofdstuk 4 in op de aard en ligging van de vestingsteden in de regio. Daarbij wordt vooi elke lokatie even stil gestaan bij de geschiedenis en vervolgens wordt op het vestingwerk zelf in gegaan. Door deze wijze van opsommen blijft de informatie per vesting, bijvoorbeeld voor Goes of

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 38