SLIJKGRASVELDEN IN NIEUW- EN SINT-JOOSLAND? 60 Ad Beenhakker In Zeeland 8\4 publiceerde Freddie van Nieulande een interessanl verslag van zijn onderzoek naar mollusken in de ondergrond van de nieuwe dorpsuitbreiding van Nieuw- en Sint-Joosland'Het gaat om mollusken die bij de indijking van de Middelbargscbe Polder (waarin het doip Nieuw- en Sint-Joos- land ligt) in 1642-1644 in de ondergrond zijn achtergebleven. Uit het veelvuldig voorkomen van het wadslakje Hydrobia ulva Pennant. 1777) concludeert hij dat het gebied vóór de inpoldering een 'zan dig slikkengebied' was 'waarin slijkgrasvelden voorkwamen, enigermate vergelijkbaar met het huidige restant van het slikkengebied in de mond van het huidige Sloehavengebied, gelegen tussen de Schelde- poortwerf en het fort Rammek.ens bij Ritthem Inderdaad ligt op de door Van Nieulande aange duide plaats een veld met Engels slijkgras Spar- tina anglica C.E. Hubbard). Dit is een restant van de uitgestrekte slijkgrasvelden die zich vóór de indijking van de Quarlespolder en de aanleg van de industriegebieden van Vlissingen-Oost in het Zuid-Sloe bevonden. Als Van Nieulande veron derstelt dat dergelijke slijkgrasvelden vóór 1642 ook in het gebied van de huidige Middelburgsche Polder voorkwamen, vergist hij zich echter. Het Engels slijkgras kwam toen nog niet voor in Ne derland. Sterker nog: de soort bestond toen zelfs nog niet! Wat misschien al wel in Zeeland voor kwam, was het nu bijna volledig verdwenen kleine slijkgras (Spartina maritima (Curt.) Fer- nald). Deze soort kwam reeds in de zeventiende eeuw aan de oostkust van Engeland voor, maar werd in Nederland pas in 1834 ontdekt2. Het kleine slijkgras stamt uit het Middellandse-Zeege- bied en bereikt hier de noordgrens van zijn are aal. Het kleine slijkgras heeft geen wortelstokken en vormt geen uitgestrekte velden; het groeit slechts in kleine polletjes. Wat is het geval? In 1878 werd bij Southampton een bastaard ontdekt van een Europese en een Amerikaanse slijkgrassoort Spartina maritima (Curt.) Fernald en Spartina alterniflora Loisl.). Deze kreeg de naam Spartina X townsendii H. en J. Groves, en vormde in korte tijd door middel van wortelstokken uitgestrekte velden die veel slib vasthielden1. In 1924 kwam de Nederlandse ingenieur der Domeinen ir. A.G. Verhoeven op Afb. 1. Fragment van CotnUatus Zeelandiae novissima descriptio and. Petram verbist anno 1637. Tussen 'Armuyen' en 'S. Iooslant' ligt het schor, op de plaats van de latere Middelburgsche Polder met de stelle.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 26