AARDKUNDIGE WAARDEN
87
Fig. 2. Geomorfologische
Facetkaart van Schouwen
(Klijn, 1981). De lijnen met
de jaartallen 1660 en 1856
geven de kustafslag weer.
De duinen geven een grote
variatie aan vormen te zien:
Al - Strandvlakte, A3 - Vol
ledig afgesnoerde strand
vlakte, BI - Gesloten com
plex van zeerepen/stuifdij-
ken. Cl - Micro-parabool en
streepduincomplexen, C2 -
Parabool en lengteduinen,
C3 - Kamduinenreeksen, C5
- Loopduinenreeksen, D2 -
Kopjesduinen, D3 - Reliëf-
arme overgangszone.
roeikust met nieuwgevormde primaire duinreek-
ren en even meer naar het westen een scharnier-
1 >unt waar aangroei in afslag overgaat. Vlak hier-
ij vinden we de hoge Meeuwenduinen, waar
i ctieve stuifkuilvorming is te zien, en dichtbij de
uurtoren de hoge zeereep, vanwaar we de
eeds veranderende voordelta in zee goed kun-
r en zien.
Op Walcheren zien we minder brede en geva-
reerde duinen. Spectaculair is de strook langs de
Westerscheldemond, waar een nagenoeg enkele
zeereep de polder scheidt van de zee. De duin
reeks is ongekend smal en hoog voor Neder-
1 ndse begrippen. Verder noordelijk, richting
Oranjezon, vinden we nog wat loopduinen, een
duinvorm die we praktisch alleen kennen uit het
extreem kalkarme waddendistrict noordelijk van
Eergen aan Zee. Deze duinen moeten vrijwel
kaal en ongehinderd door begroeiing verplaatst
zijn.
Tenslotte Zeeuwsch-Vlaanderen met een aantal
kleine, maar bijzondere gebiedjes, zoals de Ver-
t ronken Zwarte Polder, een miniuitvoering van
het grotere Zwin. Efet Zwin is een slufter, waarbij
een bres in de duinreeks cle zee in en uit laat
stromen uit een achterduinse vlakte met schorren
en kreken of prielen. We vinden iets dergelijks
ook op Texel. Recentelijk tracht men soortgelijke
situaties door kunstgrepen te herstellen of te
creëren. Een voorbeeld hiervan is de Kerf bij
Schoorl
De aardkundige waarden van de deltaduinen
Bij het bepalen van de aardkundige waarde zijn
beoordelingscriteria vereist. Criteria vormen een
middel om waardevolle aardkundige vormen te
selecteren. De belangrijkste criteria, die ook zijn
gebruikt bij de bepaling van de aardkundige
waarden van de deltaduinen, zijn:
- de internationale waarde (binnen Noord-West-
Europa);
- de kenmerkendheid;
- de zeldzaamheid;