THEORIE EN PRAKTIJK
93
kunde, stelkunde en wis- en natuurkunde en
volgden 25 een meer praktijkgerichte opleiding.
De belangrijkste financiële basis was de subsi
die van het hoofdbestuur van de Maatschappij
van Nijverheid. In I860 zag het ernaar uit dat de
subsidie zou vervallen, maar in 1862 bestond de
school nog. De terugloop in de jaren zestig hield
verband met de nieuwe regeling voor het middel
baar onderwijs.
Aan het eind van de cursus 1866-1867 is de
avondopleiding opgeheven. Ook de lessen aan
de Tekenacademie hielden in 1867 op. Een deel
van het gebouw werd verhuurd aan de burger
avondschool. Deze school was de opvolgster van
de industrieschool". Daar ging ook het grootste
deel van de leerlingen naartoe.
Modern isering
In de tweede helft van de negentiende eeuw ver
anderde de economische situatie. Landbouw en
veeteelt bleven van betekenis, maar handel, nij
verheid en scheepvaart ontwikkelden zich veel
sneller. Nederland moderniseerde. De infrastruc
tuur werd verbeterd door de aanleg van kanalen
en (spoor)wegen. Aan- en afvoer van grondstof
fen en producten werden verzekerd. Banken
werden opgericht. Er kwamen meer investerings
mogelijkheden en er vond een concentratie van
bedrijven plaats met meer arbeiders per bedrijf;
de bedrijfsvoering werd rationeler. Binnen de be
drijven begon zich een specialisatie af te tekenen,
waardoor de behoefte aan geschoolde arbeiders
toenam.
De behoefte aan scholing riep ook haar tegen
kracht op: de bewustwording van de arbeiders
klasse. Bij de meer ontwikkelde arbeiders ont
stonden bewegingen om hun bestaan te
verbeteren. In eerste instantie richtte men zich
daarbij op verbeteringen in de arbeidsomstandig
heden, later op de vermindering van onzekerhe
den zoals ziekte, ongevallen en ouderdom, ge
volgd door het stimuleren van geestelijke
verheffing. Men ging pas later druk uitoefenen
om opleidingen voor jongeren te verzorgen.
Geest en zintuig
Oe Wet op het Middelbaar Onderwijs van het
weede ministerie-Thorbecke regelde naast de
komst van de H.B.S. de oprichting van de burger
school ten behoeve van aanstaande ambachtslie
den en landbouwers. Voor gemeenten met meer
Jan tienduizend zielen was oprichting van een
Jergelijke school verplicht. De burgerschool met
-en tweejarige dagopleiding moest door de ge-
neentebesturen zelf worden gesticht en in stand
worden gehouden.
Het ondeiwijs aan de dagscholen omvatte
nogal wat: wis- en staathuishoudkunde, mecha
nica, werktuigkennis, natuur- en scheikunde, na
tuurlijke historie, technologie, landbouwkunde,
aardrijkskunde, geschiedenis, hand- en rechtlijnig
tekenen en gymnastiek. Als er vrijstelling voor
een dagschool was verleend, was de oprichting
van een burgeravondschool verplicht. Het pro
gramma was er beperkter: de gemeenteraad
mocht een keuze doen uit de vakken van de dag
school. Het algemeen vormend onderwijs stond
centraal, van professionele gerichtheid was geen
sprake. 'Hetgeen de ondergeteekende (Thor-
becke) voorstelt is niet, de praktijk zelve in hare
bijzonderheden te doen leeren, maar geest en
zintuig zoo te ontwikkelen, dat zij voor de prak
tijk bekwaam worden.'9
Middelburg kreeg voor het stichten van een
burgerdagschool een tijdelijke ontheffing en zo
werd in 1867 een burgeravondschool opgericht.
De 'inwijding' had op 25 oktober plaats. De les
sen begonnen op 29 oktober.
Wetenschappelijke vorming en opleiding
De burgeravondschool in Middelburg werd ge
vestigd in het gebouw van de Tekenacademie in
de Sint Pieterstraat. Zij huurde daartoe de zoge
naamde prent- en bouwkamers, alsmede de bo
venste verdieping. De school kon, mocht ze be
hoefte krijgen aan meer ruimte, gebruikmaken
van de industriekamer en de directiekamer voor
vergaderingen van de commissie van toezicht.
De cursus duurde twee jaar. De avondschool
was 'hoofdzakelijk bestemd tot wetenschappe
lijke vorming en opleiding van ambachts- en
handwerkslieden'. Het schoolgeld bedroeg 3,-
Afb. 4. Detail uit de plattegrond van Middelburg van 1873
waarop de Teekenakademie staat aangegeven. ZA, KZGW,
Zei. 111. 1-323.