94 THEORIE EN PRAKTIJK Afb. 5. Getuigschrift voor Jan Pieter Langejan, 1885. ZA, KZGW, Zei. 111. aanwinsten 1999/15-5. per cursus. Ouders of voogden die dit bedrag, naar het oordeel van Burgemeester en Wethou ders, niet konden betalen, kregen vrijstelling. De school- en tekenbehoeften konden eventueel ook door de gemeente verstrekt worden. Het onderwijs werd voorlopig bepaald op acht tien uur per week. De nadruk werd gelegd op theoretische en enige praktische vorming: zes uur voor wis-, natuur-, schei- en werktuigkunde, tien uur voor hand- en rechtlijnig tekenen, zodat er voor de algemene vorming, aardrijkskunde, ge schiedenis, Nederlandse taal en staathuishoud kunde, twee uur beschikbaar bleef. Tot directeur werd dr. G. van Hennekeler be noemd. Leraren werden: dr. G. van Hennekeler (natuur- en werktuigkunde), dr. F. Seelheim (scheikunde), P.D. Koning (wiskunde), A. Cense (Nederlandse taal, aardrijkskunde, geschiedenis), mr. A.J. van Deinse (staathuishoudkunde), J.W. Gerstenhauer Zimmerman (hand- en rechtlijnig tekenen). Joh. Snel (hand- en rechtlijnig teke nen), C.L. van Sorge (hand- en rechtlijnig teke nen), J. Tuijter (hand- en rechtlijnig tekenen). Er meldden zich 101 leerlingen aan, van wie er uiteindelijk, na het toelatingsexamen, 42 werden geplaatst. Zes trokken zich terug, 53 werden af gewezen. Daarnaast werden veertien 'jongelie den, boven de achttien jaren oud' tot de tekenles sen toegelaten, bijna uitsluitend oud-leerlingen van de opgeheven Tekenacademie. Van de 56 leerlingen genoten 23 kosteloos onderwijs. Ne gentien van hen kregen van gemeentewege school- en tekenbehoeften. De commissie van toezicht maakte zich zorgen over het grote aantal gezakten voor het toela tingsexamen. Zij meende dat het aan te bevelen was leerlingen tot hun twaalfde jaar op de scho len voor lager onderwijs te houden om hen dan direct aansluitend over te laten stappen naar de burgeravondschool. Leerlingen die met eervol ontslag de hoogste klasse van de scholen hadden verlaten en zich binnen een half jaar aanmeldden voor de burgeravondschool, konden dan zonder examen worden toegelaten10. De tweejarige cursus werd later driejarig. Het aantal uren verminderde van achttien naar vijftien per cursusjaar. Aan de opzet veranderde niets: wis-, natuur-, schei- en werktuigkunde, veel hand- en rechtlijnig tekenen en weinig aandacht voor de algemene vorming. De theorie, be staande uit wetenschappelijke vorming en oplei ding, bleef vooropstaan. Van de leerlingen kwam, landelijk gezien, 93% uit de groep van de ambachtslieden (timmerman nen, smeden, graveurs, schilders en dergelijke) en 7% uit die van kantoorbedienden en onderwij zers. Van cle ouders behoorde iets minder dan de helft tot de ambachtslieden en iets meer dan de helft tot de middenstand (winkeliers, kunstenaars, onderwijzers, ambtenaren en dergelijke)".

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 20