GENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN 100 EEN VERDWAALDE 'OUDERE JONGERE' OP HET STRAND VAN WESTKAPELLE Tiny Polderman De eerste gedocumenteerde bodemvondst in de archeologische verzameling van het Zeeuws Genoot schap betreft het onderste gedeelte van een votiefsteen uit cle Romeinse tijd. Dit aan Hercules Magusanus gewijde altaar werd in 1514 op het strand van Westkapelle gevonden. De wetenschap dat deze Hercules Magusanus een Bataafse godheid was, maakt het er voor ons niet eenvoudiger op te achterhalen hoe deze steen in Westkapelle terecht is gekomen Geschiedenis Na de ontdekking werd de steen ingemetseld in een pilaar in de Willibrorduskerk van Westka pelle, die in 1831 afbrandde. De steen bleef ge spaard, want korte tijd later werd hij aan het Zeeuws Genootschap geschonken door baron Van Doorn van Westkapelle, ambachtsheer van Westkapelle en minister van Binnenlandse Zaken onder koning Willem i'. De steen kwam uiteinde lijk in de 'Steenen Kamer' van het museum in de Wagenaarstraat te staan tussen de in 1866 verwor ven restanten van de Domburgse Nehalennia-al- taren, die twee eeuwen tentoongesteld waren in de kerk van Domburg, totdat deze eveneens ge troffen werd door brand op 10 oktober 1848. De eerste vermelding van de vondst betreft het feit dat die in Westkapelle in het jaar 1514 werd gedaan, en wel door admiraal (en later bisschop van Utrecht) Philips van Bourgondië (1465- 1524)5 De steen zou zich 'in fonte sacro' (in een heilige put) hebben bevonden3. De steen had een opschrift in Latijnse letters, die in die tijd onge bruikelijk waren. Philips was echter in 1509 in Rome geweest, waar hij archeologische opgravin gen had bezocht die op last van Paus Julius n plaatsvonden. Op grond van wat Philips daar had gezien, herkende hij de Westkapelse steen direct als een overblijfsel uit de Romeinse tijd. C.J.C. Reuvens, de eerste directeur van het Rijksmuseum van Oudheden en 's werelds eerste hoogleraar in de archeologie, transcribeerde de tekst op de steen', die door uitgebreid en gede tailleerd onderzoek (in 1845) van de latere con servator van het museum in Leiden, dr. L.J.F. Janssen, onbetwistbaar is geworden (zie bijschrift bij afbeelding 1). 'De onoplettendheid toch van den steenhouwer springt duidelijk in den oogen bij de eerste letter Afb. 1. Altaarfragment. Kalk steen, hoogte nog 38 cm, breedte 42 cm Datering: mo gelijk vroegtweede-eeuws. Collectie ze, no. g3232 cil xiii). Inscriptie: HERCULI/ MAGUSANO/MPRIMINIS/ TERTIUS/V.SL.M'Aan Her cules Magusanus heeft M. Priminis Tertius zijn gelofte ingelost, gewillig en naar verdienste'. N.B. Volgens Janssen (1845) had er dus Priminius moeten staan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 26