102 genootschapsverzamelingen overigens door meer godheden bevolkt. In rand schriften op munten uit de tijd van de Gallische tegenkeizer Postumus (260-269) komt, naast die van Hercules Magusanus, ook de naam van Her cules Deusonius voor, misschien een andere (bij)naam voor dezelfde godheid, namelijk dié Hercules Magusanus die bij Deuso(ne) aan de Dieze werd vereerd (in de buurt van Diessen, Noord-Brabant). Met de uitgifte van dergelijke munten plaatste Postumus het Gallische keizerrijk onder de hoede van Hercules Magusanus". Er is wel beweerd dat Postumus zelf van Bataafse ori gine was. Van Hercules Magusanus zijn nu vijftien in scripties uit het Neder-Rijnse gebied bekend, 'ons' Zeeuwse altaar meegerekend, teksten op votief- stenen, metalen plaatjes, armringen, enzovoorts. Daarvan is er slechts één uit Magusanus' tempel te Empel afkomstig, een tekst op een verzilverd bronzen plaatje dat waarschijnlijk op de sokkel van een beeld gemonteerd was. Daarnaast zijn er twee inscripties in Roemenië gevonden, één in Rome en één in Mumrills (Schotland; rib 2140). De laatstgenoemde bevindt zich op een votief- steen en vermeldt als offeraar een zekere Valerius Nigrinus, ruiter van een eenheid van Tungriërs. Dit is de enige aan Hercules Magusanus gewijde inscriptie van een (zekere) niet-Bataaf. Tongerse hulptroepen werden onder keizer Vespasianus (69-79 n.Chr.) naar Brittannië gevoerd om de be kende veldheer Agricola bij te staan in zijn strijd tegen de Schotten. De Tungriërs waren vaak ge legerd samen met Bataafse hulptroepen; zij zullen ongetwijfeld wel eens eikaars gebruiken hebben overgenomen. Over de betekenis van de naam Magusanus, die ook wel als Macusanus of Magusenus werd gespeld, is veel gespeculeerd. Hij zou zijn naam ontleend hebben aan de Afrikaanse stad 'Macusa'; bij Wijk bij Duurstede zou een plek aan de Rijn zijn die nog in de Middeleeuwen 'Freger Mahu- hensa' of 'Mahusenhem' werd genoemd, en der gelijke. De naam zou later overgeleverd zijn in die van de H. Machuyt of Machutus, waar wij de voormalige St. Michuutsweg op Noord-Beveland aan te danken hebben. Nieuw taalkundig onder zoek heeft echter uitgewezen dal Magusanus een samenstelling is van magus en senosHet eerste woord komt zowel in het Germaans als in het Keltisch voor en betekent 'jong' of 'jongeling'". Het tweede woord kennen we ook uit het Latijn, waar het voorkomt in senexdat 'oud' betekent (vgl. seniorseniel). In de naam Magusanus zijn dus twee woorden samengevoegd die tegenge stelde betekenissen lijken te hebben. We moeten de betekenis dan ook duiden als 'levenskrachtige oudere', of 'oudere jongere'. Verdwaald? Wat deed Hercules Magusanus nu op het strand van Westkapelle? Hercules Magusanus had veel militairen onder zijn offeraars; in zijn tempel te Empel is veel militair materiaal gevonden. In de Scheldemonding zal er ongetwijfeld sprake zijn geweest van een beperkte militaire aanwezigheid. Hercules Magusanus was bovendien de enige manlijke inheemse godheid aan wie door Bata ven ook buiten hun eigen woonomgeving wijdin gen zijn gericht. Het is aantrekkelijk te veronder stellen, maar helaas nooit meer aan te tonen omdat de kustlijn zich honderden meters heeft verlegd, dat er een Hercules Magusanus-soldaten- cultusje op de noordwestkust van Walcheren be stond, een cultus die Willibrord in de jaren ne gentig van de zevende eeuw aantrof toen hij op de 'Westkaap' landde. Hij vernielde er een af godsbeeld. Aan welke godheid genoemd beeld was gewijd, blijft echter vooralsnog een raadsel. Melis Stoke heeft het in zijn Rijmkroniek (ge schreven omstreeks 1305) over Mercurius. 'Doe sende hi inden lande sciere Willebroerde, de eerste bekeerde Die Vriesen encle gheloven leerde. Tote Westcappel dat hi quam, Daer hi aenbeden vernam Mercuriuse over enen god. Dat beelde doer ons heren gebod Brac hi, ende hevet tfolc ghescouden; Maer dat hevet hi swaer ontgouden, Want een, de mercuriuse wachte, Sloeghen in sijn hoeft onsachte, Dat hi storte daer sijn bloet.'1" De Westkapelse geschiedschrijver Baart interpre teerde deze gebeurtenis als volgt". 'Zijn aan- vangswerk was niet gelukkig, want hij begon zijne overreding met geweld. In vromen ijver wierp hij het afgodsbeeld in den tempel omver en kreeg daarvoor van den tempelwachter zulk een hevigen slag op het hoofd, dat hij duizelend en bloedend neerzeeg, maar toch het leven be hield.' Baart noemde de 'kastijding' 'billijk en na tuurlijk', de tempelwachter stond volkomen in zijn recht om 'het hem toevertrouwde beeld niet ongestraft te laten vermorzelen; terwijl Willebrord even volkomen onrecht had om, pas aan den wal gekomen met het doel eene leer van liefde in gang te doen vinden, te beginnen met een beeld, dat andere heilig was, aan stukken te werpen.' Het kan zo zijn dat een Bataafse militair (Mar cus Priminis Tertius?) in een klein cultusplaatsje op de westkaap (dat niet meer geweest hoeft te zijn dan een omheind veldje, een zgn. temenos niet ver van het 'grote' Nehalennia-heiligdom. ooit een mooie steen aan zijn huisgod Hercules Magusanus wijdde'2. Dat eeuwen later Hercules

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 28