106 AANWINSTEN seum in Montfoort bevindt. De legpenning van de Staten van Walcheren uit 1596, die Serlé in 1812 schonk, bleef in ieder geval wel goed be houden. Hoewel het schilderij, dat het genootschap on langs verwierf, ongesigneerd is, past het geheel in het oeuvre van de Middelburgse kunstenaar Johan Pieter Bourjé (1774-1834). Er zijn verschil lende redenen van stilistische en historische aard om laatstgenoemde als schilder van dit werk te beschouwen. De gegevens van de geportret teerde zijn achterop het doek gecalligrafeerd, evenals op de door Bourjé in respectievelijk 1816 en 1818 vervaardigde portretten van N.C. Lam- brechtsen en J.H. Schorer. Het portret van Lam- brechtsen is bezit van het Zeeuws Genootschap en hangt op de conservatorenkamer in het Zeeuws Archief, het schilderij van Schorer is ei gendom van het Zeeuws Museum. Beide heren zijn evenals Serlé 'en trois quarts' afgebeeld in een ovaal en zijn op dezelfde wijze met een fijne penseelstreek opgebouwd. Bourjés bescherm heer, genootschapsvoorzitter N.C. Lambrechtsen, prees hem bijkans de hemel in en moet de Mid delburgse regenten geregeld aangespoord heb ben van de diensten van deze dove schilder ge bruik te maken. Daarnaast gaf hij hem in krappe tijden opdracht schilderijen uit de collectie van het genootschap te restaureren en illustratiemate riaal voor zijn lezingen te verzorgen. In 1817 be zorgde Lambrechtsen Bourjé de opdracht het be kende portret van mensenredder Frans Naerebout te maken (eveneens bezit van het Zeeuws Ge nootschap en tegenwoordig te zien in het Stede lijk Museum Vlissingen), waarover koning Willem i zich bij zijn bezoek in 1817 buitengewoon lo vend uitliet. Pieter Serlé moet in zijn hoedanig heid van voorzitter van de commissie ter inwij ding van de nieuwe haven contact met Bourjé gehad hebben. De door hem aan koning Willem i overhandigde gedenkpenning was immers in op dracht van de commissie door deze kunstenaar ontworpen. De veronderstelling ligt dan ook voor cle hand dat het door het genootschap aange kochte schilderij rond 1817/1818 gemaakt is. Het genootschap heeft hiermee niet alleen een portret van één van zijn prominente leden uit de vroege negentiende eeuw verworven, maar ook een on bekend schilderij kunnen toevoegen aan de reeds tot zijn bezit behorende werken van de Middel burgse kunstenaar Johan Pieter Bourjé. Bronnen Meijer, A.C. Frappante gelijkenissen. Middelburg 1992. Mulder, Abr. 'De honderd hoogstaangeslagenen te Middelburg in 1812'. In: Economisch-Historisch jaarboek.dl. xvn. 's Gravenhage 1931, 81-116. Wendelaar, W.C.. Genealogie Serlé. Z.p. 1948. Zeeuws Archief, Archief KZGW. C.E. Heyning Aanwinsten ruilverkeer In Amstelodamum, Maandblad voor de kennis van Amsterdamhet tweede nummer van het jaar 2000, staat een artikel van Th. H. von der Dunk: 'De "zotte trotsheid" van een vreemdeling, Corne- lis Ploos van Amstel contra Cornelis Rauws'. Het gaat over de sarcastische kritiek van Ploos van Amstel op de aanstelling van Rauws in 1768 tot stadsbouwmeester van Amsterdam. Dat het ambt niet aan een Amsterdammer, maar aan een 'vreemdeling' gegeven was, zat Ploos zeer dwars en hij was ervan overtuigd dat Rauws zijn goed betaalde baan enkel aan relaties te danken had. Het artikel wordt hier genoemd, omdat Ploos de eerste notabele van buiten de provincie Zeeland was die tot directeur van het Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen werd benoemd. Hij maakte zich al spoedig na zijn aanstelling ver dienstelijk door een ontwerp voor de gouden en zilveren penning te maken, nodig voor de eerste prijsuitreiking in 1770. Ook met het drukwerk van het tweede deel der Verhandelingen be moeide Ploos zich. In het Archief van 1981 wordt aandacht gevraagd voor deze Amsterdamse direc teur in het artikel 'Cornelis Ploos van Amstel en de eerste jaren van het Genootschap'. In 2000 ontvingen wij het laatste nummer van de Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijks museum van Oudheden te Leiden. De uitgave van deze reeks, die al sinds 1907 bestaat en waarin van tijd tot tijd ook onderwerpen betreffende de provincie Zeeland werden behandeld, is beëin digd. Het Rijksmuseum van Oudheden gaat nu over tot het publiceren van monografieën, eens in de twee, drie jaar. De titel van de eerstko mende monografie luidt: Nehalennia - Römische Steindenkmaler aus der Oosterschelde bei Colyns- plaat. De auteur is P. Stuart. Dit standaardwerk over de in Zeeland gevonden Nehalennia-altaren belooft voor onze provincie van grote betekenis te worden. In het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Let terkunde, 2000, aflevering 1, staat van de hand van Y. van Vugt en J. Waszink het artikel 'Politiek in Hoofts Baeto - De middenweg als uitweg?' De belangrijkste vraag die de auteurs zich stellen, is of de politieke theorie die in Baeto wordt ver kondigd, een zuiver aristocratische (staatsge zinde) politieke theorie was of een uiting van meer monarchistische sympathieën door een lid van de Hollandse regentenklasse. De auteurs wil len aantonen dat Hooft een middenwegoplossing voor de Bestandstwisten schetst die de kwalitei-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 32