AARDKUNDIGE WAARDEN IN DE DELTADUINEN 84 Jan Klijn en Arjan Koomen De delta van Nederland, met de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden, de estuaria en de voordelta, is rijk. aan aardkundige waarden. Oudland en nieuwland wisselen elkaar af, met in beide typen duide lijke kenmerken van de vorming of aantasting door de zee en de strijd van de mens tegen bet water, maar ook kenmerken van een heel andere origine. Zo komen in het zuidelijke deel van Zeeuwsch- Vlaanderen zelfs duidelijk zichtbare restanten van cle laatste ijstijd voor, dekzandruggen opgewaaid in een poolwoestijn. Het samenspel van zee, zand, wind, plantengroei en vaak ook de mens heeft het aanzien van de hui dige kustlijn sterk bepaald. De duingebieden behoren op nationaal en internationaal niveau tot de bij zonderste aardkundige gebieden. Reden genoeg om de duinen van de delta eens nader onder de loep te nemen. Inleiding Wat zijn aardkundige waarden? Deze term wordt gebruikt als een verzamelnaam voor allerlei geo- morfologische, geologische, bodemkundige en zelfs geohydrologische verschijnselen in het land schap die een bepaalde waarde vertegenwoordi gen. Het onderdeel geomorfologie, de terreinvor- men betreffende, is hiervan het meest onderzocht en het bekendst, doordat de geomorfologie zich bezighoudt met het zichtbare: de vormen en de patronen in de vormen, zoals die zichtbaar in het landschap aanwezig zijn. Voor een groot deel zijn deze vormen, zoals de stuwwallen in oostelijk Nederland, overblijfselen uit het verleden. Ze kunnen niet opnieuw worden gevormd. Voor ri vieren, beken en kustgebieden ligt dit anders. Hier worden op bepaalde locaties sommige aard kundige waarden tot op de dag van vandaag ge vormd. Dit houdt in dat er ook betekenis wordt gehecht aan processen die aardkundige waarden opleveren, en dat het niet alleen gaat om het be houd van fossiele verschijnselen. Aardkundige waarden zijn van groot belang voor het aanzien en functioneren van het land schap in Nederland. Voor de ecologie zijn aard kundige waarden van belang, omdat ze de ver schillen tussen hoog en laag en dus veelal tussen droog en nat bepalen. Bovendien bepalen hellin gen in het landschap, hoe gering ook, de exposi tie ten opzichte van de zon en de overheersende windrichting, waarmee ze een voor de ecologie belangrijk microklimaat vormen. Ook hebben de aardkundige patronen en processen in het verle den een grote invloed gehad op de ontginning van het landschap. Vooral in de natte gebieden vormden de van nature hogere, begaanbare rug gen de basis voor de ontginning van een gebied. Ze fungeerden vaak als woonplaats. In de kust zone vestigde de mens zich vooral op kwelder- wallen, strandwallen of kreekruggen. In het rivie rengebied vormden de oeverwallen de droogste locaties. Het ontginnings- en occupatiepatroon hangt dus sterk samen met de aardkundige basis. De zichtbare vormen in het landschap en vooral de patronen daarin maken het mogelijk het ontstaan van het landschap en de daarvoor verantwoordelijke processen te achterhalen. Aardkundige waarden vormen zo een rijk archief waarin het ontstaan en de ontwikkelingen van het landschap liggen opgeslagen. Het reliëf ten slotte blijkt bij te dragen aan de visuele en daar mee recreatieve aantrekkelijkheid van het land schap. Ondanks het feit dat aardkundige waarden van groot belang zijn voor de natuur, de cultuurhisto rie en de mogelijkheid het ontstaan van het land schap te lezen, worden ze in Nederland sterk be dreigd. De toenemende verstedelijking en de ontwikkeling van grote infrastructurele projecten eisen hun tol. Ook de schaalvergroting en inten sivering in de landbouw hebben in het (recente) verleden veel zichtbare aardkundige waarden aangetast of doen verdwijnen, getuige de vele egalisaties, die het microreliëf hebben uitgewist. Nogal wat kreekruggen of poelen in het Zeeuwse landschap zijn spoorloos verdwenen. Uit be trouwbare schattingen is gebleken dat ongeveer een kwart van het landoppervlak in Nederland zodanig is veranderd, dat de aardkundige waar den onherkenbaar zijn geworden (Koomen, 1999). De grote betekenis van aardkundige waarden en de voortdurende achteruitgang zijn uiteraard niet onopgemerkt gebleven. Zowel het Rijk Na tuurbeleidsplan1990 en de Nota Landschap 1992) als de provincies (streekplannen) hebber zich vanaf het begin van de jaren negentig in be leidsnota's uitgesproken voor het behoud van na tuur en landschap, waarbij de aardkundige waar den als één van de belangrijke landschappelijke waarden expliciet zijn genoemd. Ondanks de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 10