THEORIE EN PRAKTIJK. BEROEPSONDERWIJS IN MIDDELBURG IN DE NEGENTIENDE EEUW 90 P.J. Smallegange Toen ik. in de jaren dertig op de lagere school - een volksschool - zat, gingen de meeste leerlingen, nadat ze de school in zes of zeven jaar doorlopen hadden, naar de ambachtsschool of naar een baas om een vak te leren. In De Wete, oktober 1990, heeft W. Sinke zijn overstap van de lagere school naar de am bachtsschool en zijn ervaringen op deze school beschreven. Hij schrijft over de docenten, over de oplei ding in theorie en praktijk, over werkstukken en jaarlijkse tentoonstellingen. Van 'tentoonstellingen van vervaardigde werkstukken en teekeningen door de meubelmakers der Ambachtsschool te Middelburg' zijn in de jaren 1913 tot 1938foto's gemaakt. Deze foto's zijn, waarschijnlijk door een docent, in twee albums geplakt. In 1998 zijn deze albums door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap pen ten behoeve van de historisch-topografische atlas Zelandia Illustrata aangekocht. Deze aankoop vormde de aanleiding tot een nader onderzoek naar het beroepsonderwijs in Middelburg in de negen tiende eeuw. Was er een bijzondere reden, bestond er behoefte om te komen tot de oprichting van een ambachts school - er bestonden in 1881 nauwelijks ambachtsscholen in Nederland -, vond de oprichting veel weerklank, was er een speciale aanleiding om foto's te maken? Middeleeuwen In de middeleeuwse steden was de situatie dui delijk: het uitoefenen van een ambacht was voor behouden aan de gilden. Wie een opleiding wilde volgen, werd leerling bij een bestaand be drijf, kreeg een opleiding tot gezel en kon, na het afleggen van de meesterproef, meester worden. In hoofdlijnen bleef deze opleiding tot geschoold vakman tot in de Franse Tijd bestaan. Toen wer den de gilden opgeheven. Hierna werd de situ atie minder duidelijk: werden er soortgelijke, ge richte praktijkopleidingen georganiseerd? Kwam er een theoretische opleiding voor in de plaats, meer dan alleen aanvullend op de dagelijkse praktijkbezigheden? Zo ja, hoe werd die georga niseerd, voor wie was die bestemd? Zo niet, waarom gebeurde dat dan niet? Kleinbedrijf Nederland kende in de eerste helft van de negen tiende eeuw een oveiwegencl agrarisch-commer- ciële structuur; de nijverheid was sterk ambachte lijk. Kleinbedrijf domineerde, handwerk was Afb. 1. Leerlingen van de ambachtsschool in 1913- ZA, KZGW, Zei. 111. aanwinsten 1998/42-1.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 16