EEN NACHTELIJKE OVERVAL 141 k i J>y Afb.l. De Zwarte Galey overmeestert het Spaanse admiraalsschip, een heude van 180 ton, op de rede van Antwerpen ter hoogte van Oosterweel. Links de stad Antwerpen met de andere roeisloepen in gevecht met vijandelijke schepen. Uit: Ma ritieme Geschiedenis der Nederlanden, II, 22. stroom. Aan deze tocht is daarom een zorgvul dige planning en timing vooraf gegaan. De orga nisatoren begrepen dat het verrassingselement van grote betekenis was. Daarom was vooraf strikte geheimhouding geboden. Indien ook maar iets over deze plannen zou uitlekken, had dit het einde betekend van de sloepen, de Zwarte Galey en hun opvarenden. Al op 22 november waren de deelnemende kapiteins door admiraal Justinus van Nassau verzocht naar Vlissingen te komen. Daar ontvingen zij hun geheime instructies. Zij werden vergezeld door een gedeelte van hun bootsvolk dat ter plaatse getraind werd in het sloeproeien, zonder dat zij echter op de hoogte werden gebracht van dat wat zich enige dagen later zou afspelen. Vertrekpunt van de Zwarte Galey was het nog immer bestaande fort Lillo op de rechteroever van de Schelde. Dit fort en het aan de andere zijde van de rivier gelegen fort Liefkenshoek ble ven na de val van Antwerpen in 1585 in handen van de Republiek. De Zivarte Galey werd verge zeld door dertien grote roeisloepen, bemand met goed bootsvolk afkomstig van de schepen in dienst van de Admiraliteit van Zeeland. Later wer den nog 125 musketiers van de forten Lillo en Liefkenshoek over de galei en de roeisloepen verdeeld. Zij werden voorzien van enig licht ge schut. In de nacht van 29 op 30 november 1600 moet het nabij de stad Antwerpen hoogwater zijn ge weest. Ongeveer één uur voor hoogwater gingen de deelnemende schepen nabij Lillo ankerop om daarna al roeiend voor de sterk doorstaande vloedstroom naar Antwerpen te varen. De getij- kromme van de Westerschelde, maar ook die voor het riviergedeelte nabij de stad Antwerpen, vertoont een toename van de vloedstroom in het laatste uur. Deze kan oplopen tot vijf a zes kilo meter per uur.8 Degenen die de leiding hadden, moeten goed bekend zijn geweest met de ligging van de bochten in het vaarwater en van de getij stroming. De afstand van Lillo naar de stad is on geveer tien kilometer. Dit betekende dat men door slechts licht te roeien enige vaart door liet water hield, zodat door de soms haakse bochten kon worden gestuurd. Van het gebruik van zeilen was geen sprake. Talrijk waren de vijandelijke

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 27