ANTWERPEN 142 EEN NACHTELIJKE OVERVAL forten op beide oevers die gepasseerd moesten worden. Stilte op de schepen was dus geboden. Toen met stil water de stad bereikt was, kon tot de aanval worden overgegaan. Toen men eenmaal de geankerde Spaanse schepen had bereikt, bleek dat de meeste Spaanse opvarenden in diepe rust waren en dat zich bovendien vele bemanningsleden aan de wal bevonden. Plotseling was er veel kanonge bulder: de Zwarte Galey ramde haar ijzeren pin in het admiraalsschip. Andere schepen werden, on der dekking van het geweervuur van de muske tiers, door de Zeeuwen geënterd. Het admiraals schip was een zwaar bewapende heude met kanonnen op twee dekken. Men moest de ijzeren pin van de galei in het veroverde schip achterla ten om weer vrij te komen." Deze verrassingsaan val werd in korte tijd uitgevoerd. Op de grote heude was nog veel verzet, maar de bemanning werd al gauw tot overgave gedwongen. De be manningen van de roeisloepen verhinderden dat vijandelijke schepen het admiraalsschip konden ontzetten. De zeventiende-eeuwse geschiedschrij ver Van Meteren meende dat het enthousiasme over deze geslaagde aanslag zo groot was dat trompetters op de kade het 'Wilhelmuslied aan hieven.'10 Waarschijnlijker is echter wat zijn tijdge noot Bor vermeldt, namelijk dat dit gebeurde aan boord van de Zeeuwse schepen." Btiiten het grote heudeschip werden nog acht andere sche pen veroverd, waarop in totaal 58 kanonnen wa- Afb.2. Hedendaagse getijkromme van de Schelde nabij Antwerpen. In 1600 was het verval wat geringer, maar ook toen was er sprake van een toename van het getij (vloed- stroom) kort voor hoogwater. ren geplaatst. De veroverde schepen werden op sleeptouw genomen door de geroeide sloepen en teruggevaren naar de basis Lillo, waarbij gebruik gemaakt werd van de inmiddels ingezette eb- stroom. Van echt slepen was geen sprake, omdat de stroom zorgde voor de voortgang. Na terug keer te Lillo werd één van de kapiteins naar Mid delburg gezonden om deze overwinning en de omvang van de buit aan de Staten van Zeeland te melden. Jan Evertsen (15727-161 7) Kort na zijn aanstelling tot kapitein was Jan Evert sen bij deze nachtelijke aanval betrokken. Jan was de zoon van de stamvader van liet geslacht Evertsen, Evert Hendriksen, en de vader van de luitenant-admiralen Johan Evertsen (1600-1666) en Cornelis Evertsen (1610—1666).12 Door de ge schiedschrijvers Van Meteren en Bor en later ook door Swalue, De Jonge en Warnsinck is gegist naar de functie die Jan Evertsen tijdens deze ex peditie vervulde. Sommigen meenden dat Evert sen de leiding had. In de notulen van de Admira liteit van Zeeland worden echter de bedragen genoemd die aan de deelnemende kapiteins als beloning werden uitgekeerd.15 Uit de mate van waardering, honderd gulden, kan worden opge maakt dat Jan Evertsen niet de algehele leiding had aan boord van de Zwarte Galeymaar dat hij behoorde tot de drie kapiteins die in de sloepen leiding gaven. De bekende en aanmerkelijk ou dere Zeeuwse kapitein Legier Pietersen kreeg driehonderd gulden als beloning. Daaruit kan worden opgemaakt dat hij, naast vaste kapitein op de Zwarte GaleyJacob Michielsen, de com mandeur aan boord van dit schip was. Aan admi raal Justinus van Nassau, hoewel bij deze expedi tie niet aanwezig, werd een gouden keten ter waarde van 1200 gulden geschonken. Het veroverde admiraalsschip is later naar Vlis- singen overgebracht. Het heeft daar 'nabij d'oude Timmerwerf gelegen tot nagedachtenisaan deze verovering. Deze werf bevond zich daar waar nu het arsenaalgebouw staat, dus aan de zuidzijde van de hedendaagse jachthaven. Pas na de Vrede van Munster (1648) werd het schip gesloopt.11 Op de hier beschreven expeditie werd een triomflied gedicht, waarvan hier twee coupletten worden weergegeven: Den lesten November even. Op St. Andries nacht lest-leen Zijn sy de Scheldt opgedreven Met den vloedt, sonder gheseen. Stillekens en wel tevreen, By des vyandts schantsen heen. Tot dat sy, quanten by, voor de stadt Antwerpen bly.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2000 | | pagina 28