146
DE ZEEUWSE KOORTS
immers wel groot gebracht in wijken met sani
taire voorzieningen.
In december 1999 liet Martin R. Howard zijn
studie van de 'medical catastrophe in 1809' het
licht zien." Hij bestudeerde alle brieven en medi
sche rapporten van leden van de expeditie. Zijn
bevindingen van de feiten zijn als volgt. Er waren
nogal wat zieken met verschijnselen die typisch
voor malaria waren, maar altijd met een goedaar
dig verloop, met name in de eerste twee maan
den. Er was ook een hinderlijke muggenplaag.
Vanaf de tweede helft van augustus was er bo
vendien veel diarree. Snel na het optreden hier
van begon ook de sterfte onrustbarend te stijgen.
Mannen die op het strand klaarstonden om we
gens hun ziekte naar Engeland terug te worden
vervoerd, trof men vaak aan, 'badend' in hun se
creten. Bij sectie vond men meestal ontstoken,
zwerende darmen en voorts oedemen en miltver
groting. Nu komt bij chronische malaria wel een
vergrote milt voor, maar die is dan hard. Bij de
Engelsen was de malaria bovendien niet chro
nisch. Hun milten waren week, vol zweren en
abcessen en bereikten soms een enorm gewicht,
zelfs tot drie kilo toe. Het normale gewicht van
een milt is ongeveer 147 gram. Al deze bevindin
gen wijzen op ernstige infecties van het darmka
naal.
Hoewel bij de gewone (darm)tyfus huiduitslag
kan voorkomen en er van diarree niet altijd
sprake hoeft te zijn, meent Howard dat er mis
schien ook vlektyfus in het spel is geweest. Hoe
wel vlektyfus, met haar hoge koorts, huiduitslag
(die echter een wat andere localisatie heeft), milt
vergroting, verwardheid in het eindstadium en
een frequent fatale afloop, op tyfus lijkt, is toch
van een heel andere ziekte sprake. Vlektyfus teis
terde van oudsher mensenmassa's, meestal legers,
die zich slecht wasten. Waarschijnlijk heeft Hip
pocrates de ziekte al gekend. Napoleons leger is
er op de veldtocht naar Rusland door gedeci
meerd. In de Krimoorlog, 1854-1856, en de Rus-
sisch-Turkse oorlog evenaarde of overtrof het
aantal doden door vlektyfus het aantal gesneuvel
den. Bij deze laatste oorlog was de verhouding
bij de Russen zelfs 44.000 doden door vlektyfus
tegenover 34.000 gesneuvelden. Ook de voc had
hier veel mee te stellen. Het meest beruchte
voorbeeld daarvan is de vlektyfusepidemie aan
boord van het schip De Vrouwe Cornelia Hille-
gonda, dat in 1771 op de voorgenomen reis naar
Oost-Indië niet verder kwam dan Sheerness in
Engeland wegens 130 doden, alleen al op dit
korte traject. Nicolle ontdekte eerst in 1907 dat de
klerenluis de overbrenger van vlektyfus is; de be
smettelijkheid was al langer onderkend. Wegens
angst voor besmetting verleenden de Engelsen
aan de bemanning van De Vrouwe Cornelia Hil-
legonda geen enkele hulp.
Dat de Engelsen in 1809 mede door vlektyfus
getroffen zijn, is alleen al door het toenmalige ge
brek aan zoet water te verwachten. Hierbij kan
mogelijk ook een rol gespeeld hebben maar dit
is speculatie dat de Engelsen voor hun inkwar
tiering wel gebruik gemaakt zullen hebben van
de oude zeemanslogementen, die immers, na het
verdwijnen van cle voc en de wie, leegstonden.
Het is bekend dat luizenontlasting ook na zeer
lange tijd besmetting kan veroorzaken.
De klerenluis lijkt sprekend op de hoofclluis,
maar is met zijn ruim drie millimeter lengte, gro
ter. Hij leeft in de naden van kleren en bezoekt
de huid alleen om zich te voeden. Hij koestert
zich namelijk in een temperatuur van dertig gra
den. Een hogere temperatuur vindt hij onaange
naam. Krijgt zijn gastheer koorts, dan vlucht hij
naar een andere voedingsbron. Een luizenpaar
weet in korte tijd een omvangrijke familie te
stichten. Bij experimenten wordt reeds na twee
maanden een aantal van 18.000 nakomelingen
bereikt. Bij het lostrekken van kledingnaden ziet
men dan ook een dikke, zwarte streep met dier
tjes. De luis besmet de mens niet door zijn beet,
maar doordat de - virusachtige - rickellsia pro-
wazeki in de luizenontlasting via beet- of krab-
wondjes de menselijke bloedbaan bereikt. De
ziekte breekt negen tot achttien dagen na de be
smetting uit.15
Malaria
In de eerste helft van de twintisgte eeuw, toen
Nederland in Nederlandsch-Indië intensief met
malariaproblemen werd geconfronteerd, be
schikte Nederland over een aantal eminente des
kundigen. De meest vermaarde was prof. dr. N.H.
Swellengrebel, die in 1923 van de sectie Hygiëne
van de Volkenbond het verzoek ontving om een
verslag samen te stellen over de malaria, vroeger
en nu. Samen met dr. P.J.J. Honig schreef hij zijn
'Bijdrage tot de geschiedenis der malaria in Ne
derland', in vier delen."' Na een uitvoerige be
schrijving van de komst van de Engelsen in 1809
en hun ziektegeschiedenis, luidde hun uiteinde
lijke conclusie: 'Zeeuwsche koorts is niet identiek
met plasmodiose malaria) maar zij berustte
meestal op een aandoening van de buikingewan
den, soms als goedaardige enteritissoms als fe-
bris typhoïdea of dysenterie. De verhoogde sterfte
in Zeeland heeft met plasmodiose niets te maken.
Door deze bevinding kwam Dawson (een
Engelse chirurg) tot het besluit, dat "the visceral
disease" darmziekte) de voornaamste doods
oorzaak was bij "the Walcheren fever". De
epidemieën der 18e eeuw; de Zeeuwsche koort
sen, die het Engelsche leger in 1809 teisterden,
de volksziekte van 1826, werden door de toen
malige geneeskundige schrijvers alle onder één
gezichtshoek bekeken, vooral van aetiologisch