120
JAN HENDRIK HANN1NK
Afb.3. De voormalige pasto
rie te Biezelinge, gezien
vanuit de gedempte haven.
Foto M. de Goffau, 1981.
j
In een brief van 27 maart 1876 berichtte de mi
nister van Justitie aan c!e commissaris des konings
dat J.H. Hannink was aangesteld als opzichter
over de gevangenissen te Middelburg en Goes op
basis van 275 per jaar. Dit was een eenvoudige
deeltijdfunctie die bestond uit het begeleiden van
onderhoudswerkzaamheden.r
Andere activiteiten
Op 8 juli 1861 werd door de gemeenteraad van
Goes 'wegens herhaald pligtverzuinï aan Antho-
nij van Leent ontslag verleend als opzichter der
gemeentewegen en -werken. De oproep voor
sollicitanten voor de hierdoor vrijgekomen func
tie, waaraan een jaarwedde van 600 was ver
bonden, leverde 26 reacties op, waaronder die
van Hannink. Blijkbaar wilde hij deze functie er
bij hebben. Ondanks het feit dat hij door zijn nog
maar korte verblijf in Goes nauwelijks enige
plaatselijke bekendheid had, kreeg hij twee van
de acht stemmen. Met vier stemmen werd echter
de Goesenaar Jan Soutendam benoemd. 18
In 1862 trad Hannink voor het eerst publieke
lijk voor het voetlicht. In een advertentie in de
Goesche Courant van 4 augustus van dat jaar
werd namens de hervormde gemeente te Bieze
linge de aanbesteding aangekondigd van de
bouw van een nieuwe pastorie. Inlichtingen kon
den worden ingewonnen bij 'de heer J.H. Han
nink te Goes'.
Hannink noemde zich in deze tijd nog geen ar
chitect. De eerste keer dat hij onder deze bena
ming in geschriften voorkomt, is in de notulen
van de gemeenteraad van Nisse in de jaren 1864
en 1865.'" Hij vervulde daar toen reeds de functie
van ad-hocadviseur op bouwkundig gebied.
Vanaf 1870 is Hannink als architect en bouwkun
dig adviseur op veel plaatsen werkzaam.
Kapelle
Aparte aandacht moet worden besteed aan de
positie van Hannink in Kapelle, zowel bij de bur
gerlijke gemeente als bij de hervormde kerk in
dit dorp. Bij beide instellingen vingen zijn be
moeienissen in 1870 aan. Dat Hannink bij beide
instellingen werkzaam was, is niet zo verwonder
lijk als men bedenkt dat de toenmalige burge
meester Jan van Duine ook president-kerkvoogd
van de hervormde kerk in Kapelle was. In de
kerk was Hannink betrokken bij het plaatsen van
nieuwe banken en bij het successievelijk vernieu
wen van de ramen in het koor vanaf 1870. Bij de
gemeente begonnen zijn werkzaamheden met
herstelwerk aan de toren. De relatie die Hannink
met de kerk en met de gemeente onderhield, was
langdurig: met cle kerk tot 1895 en met de ge
meente zelfs tot 1908, het jaar van zijn overlijden.
In Kapelle trof Hannink het in zoverre slecht
dat P.J. van der Mandere, die in 1872 Jan van
Duine als burgemeester was opgevolgd, een per
soonlijke vriendschap onderhield met de Middel
burgse architect J.A. Frederiks. Op enkele punten
is bespeurbaar dat Hannink bij Frederiks niet in
hoog aanzien stond. Zo schreef Frederiks in 1885,
nadat hij samen met Hannink een onderzoek
naar de bouwkundige toestand van de toren had
ingesteld, een artikel in het Bouwkundig Tijd
schriftgetiteld 'De kerk te Kapelle'. Over het
herstelwerk aan de ramen in het koor schreef hij: