JAN HENDRIK HANNINK
121
'De steenen venstertraceeringen in de kooren zijn
echter jammerlijk uitgebroken en vervangen door
houten stijlen, terwijl de uitmuntend geprofi
leerde raamomlijstingen eenvoudig vlak zijn weg
gehakt en in plaats daarvan een dikke laag
cement is aangebracht, die nu reeds, niettegen
staande haar kort bestaan, scheuren vertoont en
een spoedigen ondergang te gemoet gaat.'
De naam van Hannink noemde hij niet, maar
deze zal de aantijgingen wel begrepen hebben.
Toch is het maar de vraag of Hannink binnen het
krappe budget dat hem beschikbaar was gesteld,
iets anders had gekund.
Onder leiding van Hannink kwamen in Kapelle
en Biezelinge onder meer de volgende panden
tot stand: een ziekenhuisje voor cle opvang van
lijders aan besmettelijke ziekten (1874), een lij
kenhuisje op de nieuwe begraafplaats (1874).
twee grote schoolgebouwen, zowel in Kapelle als
in Biezelinge (1877) en een onderwijzerswoning
te Biezelinge (1884). Verder was hij betrokken bij
de jaarlijkse bestedingen van onderhoudswerken
in de gemeente en het toezicht op de uitvoering
hiervan en niet te vergeten bij de bouw van de
toren bij de hervormde kerk in Biezelinge, al
kwam deze net als de in 1862-1864 gebouwde
pastorie, voor rekening van de kerk in Bieze
linge. De toren, met neogotische kenmerken,
kwam in 1877 tot stand ter vervanging van een
wegens bouwvalligheid afgebroken toren. De
bouw werd - inclusief afbraak van de oude toren
- aangenomen door P. Dronkers te Kapelle voor
een bedrag van 10.914. Het is voor zover be
kend het enige bouwwerk van de hand van Han
nink waar op de gedenksteen de naam van de
architect voorkomt, al is deze ondertussen nog
slechts met moeite te lezen.
De jaren 1894 tot 1896 waren voor Hannink,
wat zijn werk in Kapelle betreft, donkere jaren.
Alls.4. Onclerwijzerswoning
te Biezelinge. Tekening J.H.
Hannink, 1884.
De kerkvoogden hadden besloten de preekkerk
opnieuw in te richten. Op 18 augustus 1894 werd
dit werk volgens een door Hannink opgesteld
plan aanbesteed. Toen de herinrichting begin
1895 gereed was, bleek vooral de akoestiek grote
problemen op te leveren. De complete misluk
king werd op het conto van Hannink geschreven.
Hij werd dan ook zonder meer terzijde gescho
ven. Ook in deze zaak speelde Frederiks een rol.
Het plan was van tevoren aan hem voorgelegd
en zijn advies was positief. In een brief van 15
maart 1896 aan de minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen liet Frederiks zich echter
zowel over Hannink als over diens opvolger bij
de kerk van Kapelle, J. Verheul Dz., enigszins
laatdunkend uit. De kroniekschrijver Bijlo, die al
les van nabij had meegemaakt, gaf in zijn ge
schriften blijk van zijn duidelijke mening over de
kwaliteiten van Hannink. Hij typeerde hem als
een bolleboos in het bouwen van boerenschuren,
maar met niet het minste verstand van gotische
kerkgebouwen.
Ook bij de gemeente had Hannink het nu ver
bruid. De tekst in de notulen van de vergadering
van Burgemeester en Wethouders van 16 april
1896 was duidelijk. Hierin werd erop aangedron
gen aan Hannink mee te delen dat hij niet meer
voor de gemeente als architect werkzaam zou
zijn, omdat hij het hem opgedragen toezicht nim
mer goed uitvoerde. Toch leidde dit niet tot zijn
ontslag. Ook in 1901 verzocht wethouder W.
Slabbekoorn - tevergeefs - om verder van de
diensten van Hannink af te zien, ook nu uit
onvrede over de kwaliteit van het toezicht. Al
richtte de gemeente zich voor belangrijke zaken
de toren - tot Frederiks, Hannink bleef zijn
werk doen. In een schrijven van 6 mei 1908
vroeg Jan Hendrik Hannink de gemeente Kapelle
met ingang van 1 juni 1908 eervol ontslag als
bouwkundige. Dit werd hem verleend.20