KUNST OF KONST
11
de ruimten van het Genootschap. Veel belangstel
ling was er voor rariteiten, wonderlijke exempla
ren, zoals een reuzenradijs en het stoffelijk over
schot van een slang die tijdens een reis door
West-Indië in de hut van de kapitein de kooi van
een kanarie was binnengedrongen. Het beest had
het vogeltje verzwolgen en was kort daarop afge
maakt en op sterk water geconserveerd. Uit alle
werelddelen droegen directeuren en leden in het
laatste kwart van de achttiende eeuw objecten
aan. Zo schonk Abraham Louijssen voorwerpen
uit de West en bood Adriaan Camphout een staart
van een Afrikaanse olifant aan. Het bestuur be
gon in deze jaren ook aankopen te doen. In 1776
kocht men twee Javaanse krissen, in 1782 te
kende het Genootschap in op een gravure die
Engel Hoogerheyden van de slag bij de Doggers-
bank vervaardigde en in 1784 werden twee 'pen
nen konststukken verbeeldende de tempel van
Salomo en het Tabernakel' aangeschaft.
De wereld in het klein
Het op brede basis verzamelen van zeldzaamhe
den van kunst en natuur is een algemeen ver
schijnsel in de geschiedenis van het verzamelwe
zen. Al in de vorstelijke verzamelingen uit de late
Middeleeuwen is deze tendens te onderscheiden,
waarbij slechts zelden een bepaald specialisme
wordt nagestreefd. De trend die aan de vorsten
hoven gezet was, werd door de vermogende bur
gerij overgenomen. Door de toenemende handel
op de Oost en West en de daarmee gepaard
gaande aanvoer van exotica nam het verzamelen
m Nederland in de loop van de zeventiende
eeuw een hoge vlucht. In de loop der achttiende
eeuw haakte het streven de kennis van de weten
schap te visualiseren hierbij aan. De ontwikkelde
leek legde zich als het ware toe op het aanleggen
van encyclopedische verzamelingen die de we
reld in het klein toonden. Opgeborgen in kabi
netten met tientallen laden vormden de objecten
van natuur en kunst, de 'naturalia' en 'arteficialia'
de trots van menig verzamelaar. In een wereld
waar door schepen uit alle windstreken voorwer
pen werden aangevoerd, stond slechts ruimtege
brek het streven in de weg 'in 't kleen de groote
weerelt' te laten zien. Zeldzame in- en uitheemse
planten, dieren, gesteenten en mineralen, maar
ook objecten met een bijzondere vorm of uitzon
derlijk gewicht, bewerkte naturalia, beschilderde
struisvogeleieren, bewerkte kersenpitten en der
gelijke, werden in Nederland in de achttiende
eeuw zowel door individuen als door genoot
schappen driftig verzameld. Ook door de mens
vormgegeven objecten als schilderijen, munten
en penningen, porselein, lakwerk en ethnografica
pasten in dit kader. Om zo volledig mogelijk te
zijn, liet men van objecten die om welke reden
Afb.8. Pijp uit West-Indië, door Abraham Louijssen ge
schonken in 1775. Coll. KZGW, G 2174.
dan ook niet 'verzamelbaar' waren, tekeningen
en prenten vervaardigen.
Dat ook bij het Zeeuws Genootschap derge
lijke gedachten aan de verzameling ten grondslag
lagen, blijkt wel uit de woorden van het bestuur
bij de aanvaarding van het eerste geschenk op
het gebied van de naturalia. Men schreef de gulle
gever: hoe zonderling aangenaam het voor
dit Genootschap was te zien, dat daardoor gele
genheid werd gegeven om een begin te maken
tot het verzamelen van zoodanige zeldzaamhe
den der natuur, waarin de wijsheid en grootsheid
van den Schepper op het luisterrijkste worden
ten toon gespreid'. Vele leden zouden aan de col
lectie bijdragen en de meest uiteenlopende objec
ten schenken. Een enkele keer dreigde het uit de
hand te lopen, zoals bij de aankondiging van
Abraham Moens in 1785 dat hij de directeuren
vanuit Borneo een levende orang-oetang had op
gezonden. Gezien de beschikbare ruimte zullen
de heren een collectieve zucht van verlichting ge
slaakt hebben, toen bleek dat het dier onderweg
was overleden.
Het tentoonstellen van al deze voorwerpen
zorgde al snel voor problemen. Ruimtegebrek
deed het Genootschap kiezen voor berging in
twee kabinetten die in 1773 bij de Haagse meu
belmaker George Beukers besteld werden. Teza
men met een derde in 1793 in Vlissingen ge
maakt exemplaar behoren ze nog altijd tot de
collectie, hoewel de originele ordening in de la
den en op de planken verloren is gegaan. Het
Genootschap spoorde de leden in deze periode
actief aan schenkingen te doen. In artikel 25 van
het reglement van 1801 stond: Tedere Directeur
en lid des Genootschap,s zal worden verzogt om
ter zijner nagedachtenis 't zij in zijn leven of bij
zijnen dood eenig Boek aan de Bibliotheek, ee
ltige medaille, rariteit of andere voorwerp ter
aanvulling en verziering van het Cabinet ten ge-