boekbespreking
39
dit meest Bourgondische stukje van Zeeland
overvloedig voorkwam.
Leo Hollestelle
Anton van Haperen, Kees de Kraker, Jacques van
der Neut, Piet van der Reest en Guido Stooker,
Aan de monding van Maas en Schelde; natuurge
bieden in Zuidwest-Nederland. Staatsbosbeheer,
Middelburg 2000. 320 blz., met veel illustraties en
kaarten, isbn 90-9013284-8. Prijs: 39,95.
In het kader van zijn honderdjarig bestaan heeft
Staatsbosbeheer in 2000 een serie boeken uitge
bracht, waarin door sbb beheerde natuurgebieden
voor het voetlicht worden gebracht. Een van
deze publicaties is 'Aan de monding van Maas en
Schelde'. Dit rijk met zeer goede foto's en kaarten
geïllustreerde deel geeft een overzicht van weste
lijk Noord-Brabant, Zeeland en de Zuid-Hol
landse eilanden. In het eerste compacte hoofd
stuk wordt aan de hand. van de geologie en de
occupatiegeschiedenis de samenhang van de op
het eerste oog zo verschillende gebieden ge
schetst. Daarna worden, te beginnen met de
Brabantse Wal en eindigend in de Oost-Zeeuws-
Vlaamse grensstreek, de karakteristieke deelge
bieden beschreven aan de hand van daarin gele
gen representatieve en door sbb beheerde natuur
gebieden en bossen.
Dit laatste geeft ook een beperking van dit
boek aan: belangrijke natuurgebieden in beheer
bij andere organisaties, zoals Natuurmonumenten
en de Provinciale Landschappen, komen niet of
alleen terloops aan bod en zijn ook niet op een
overzichtskaart terug te vinden (de niet bespro
ken terreinen van sbb overigens ook niet). Daar
door lijkt het wel of de Bevelanden nauwelijks
natuur bevatten, evenmin als Zeeuw s Vlaanderen
westelijk van de Braakman. Ook worden be
paalde terreintypen op een onverwachte plaats
behandeld, zoals de oudlandgraslanden en bloem-
dijken, die niet bij bijvoorbeeld Zuid-Beveland,
maar bij de 'Oost Zeeuws laamse grensstreek'
behandeld worden. Vanwege het brede scala aan
natuurterreinen dat sbb beheert, komt echter alles
wel ergens aan bod.
Bij de bespreking van elk deelgebied zijn
één of meerdere topografische kaarten schaal
1:50.000 opgenomen, waardoor de beschrijvingen
ook zonder kennis van het gebied goed te volgen
zijn. Uit alles blijkt dat de auteurs hun terreinen
n et alleen zeer goed kennen en er ook erg bij
betrokken zijn, maar deze ook in een grotere
context kunnen plaatsen. De beschrijving van de
'Naad van Brabant', een mij onbekende aandui
ding voor een lange, smalle overgangsstrook van
dekzandgebied naar kleipolders tussen Boxmeer
en Bergen op Zoom, is daarvan een goed voor
beeld. De geologie, de kw els:romer: die daardoor
worden bepaald, en de daar weer mee samen
hangende oude verkavelingspatronen, de flora en
fauna, beheer en beheersproblemen en natuur
ontwikkeling en recreatief medegebruik komen
in de prettig leesbare tekst of in afzonderlijke ka
ders aan bod.
De beschrijvingen van de Zeeuwse natuurge
bieden beslaan ongeveer een derde van het boek.
Ze zijn verdeeld, over vier hoofdstukken: de getij-
dengebieclen met hun gouden randen (onder de
mooie titel 'Waar de Schelde de zee ontmoet'),
de 'nieuwe meren' (Veeree Meer, Grevelingen en
Krammer-Volkerak), de duinen van Schouwen en
Walcheren en tenslotte Oost-Zeeuws-Vlaanderen
(met onder andere de Braakman en de Grote Put
ting). Dit laatste gebied wordt wat merkwaardig
als 'grensstreek' betiteld.
Zowel voor de geïnteresseerde leek als voor de
vakman is er veel in dit boek te vinden, al was
het alleen maar door de verbanden die gelegd
worden, en de beschrijvingen en foto's van deels
onbekende natuurterreinen, die uitnodigen tot
een bezoek.
Samengevat: een fraai vormgegeven en inhou
delijk gedegen boek voor een schappelijke prijs
over natuurgebieden in Zuidwest-Nederland in
hun onderlinge samenhang. Een waardig cadeau
van een eeuweling aan zijn bezoekers.
Wirn van Wijngaarden
P.J. van Cruijningen, Behoudend maar buigzaam.
Boeren in West-Zeeuws-Vlaanderen 1650-1850.
Proefschrift Wageningen 2000. 446 blz., a.a.g. Bij
dragen 40. issN 0511-0726. Prijs: 36,90.
Verrassend genoeg is Behoudend maar buigzaam
het tweede belangrijke boek dat in korte tijd over
de landbouwgeschiedenis in Zeeland is versche
nen. Het begint echter niet, zoals Peter Priesters
Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw in 1600,
maar in 1650 en het eindigt niet in 1910, maar al
in 1850. Van Cruijningen heeft dan ook de kans
aangegrepen om een kortere periode en een klei
ner gebied te bestuderen, waarbij het onderzoek
automatisch meer diepgang heeft gekregen. Als
territoriale afbakening van zijn onderzoeksgebied
heeft de auteur het gebied tussen de Braakman
(in het oosten), de grens tussen de Noordelijke
en Zuidelijke Nederlanden en de Westerschelde
genomen. Daar valt niets op af te dingen. Als
tijdsafbakening start Van Cruijningen in 1650, om
dat toen de economische achteruitgang begon.
Hij haast zich eraan toe te voegen dat er voor dat
jaar eigenlijk geen onderzoek mogelijk was, om
dat het gebied toen vrijwel geheel onder water
lag, waarmee hij in feite de inhoud aan zijn eer
ste argument ontneemt. Het eindpunt 1850 mar-