DE SCHELDE
van zich zou doen spreken - als de meest promi
nente militaire macht in Europa gold, maar
Frankrijk. Bovendien hield men in de Europese
hoofdsteden bij elke politieke crisis in Frankrijk
het hart vast uit vrees dat een nieuw Frans be
wind op militair avontuur zou gaan.
Het standpunt van de conferentie ten aanzien
van Luxemburg en Limburg werd niet alleen in
gegeven door bestaande rechtstitels, maar was
evenzeer gebaseerd op bovengenoemde politiek-
strategische percepties. Hoezeer de Londense
conferentie, de Britse minister Palmerston voor
op, verder ook geporteerd was voor de Belgische
wensen ten aanzien van een zo vrij mogelijke
vaart op de Schelde, de Nederlandse soevereini
teit op de rivier en over het oevergebied
(Zeeuws-Vlaanderen) stond voor hen niet ter dis
cussie, zelfs geen gedeelde soevereiniteit, zoals
de Belgen voor ogen stond. Met name de Britten
vonden het wel zo veilig dat de sleutels van de
Schelde in Nederlandse handen waren.
Schelde weer internationale rivier
Naast deze percepties was er de volkenrechtelijk
realiteit. Door de erkenning van België door de
mogendheden was de Schelde weer een rivier
geworden die door twee staten stroomde en
waarop de bepalingen van Wenen inzake de vrije
vaart op internationale rivieren van toepassing
waren. Mede gezien de manier waarop Neder
land in het verleden met de vrije vaart was omge
sprongen, waren alle vertegenwoordigers op de
conferentie van mening dat de bepalingen van
Wenen alléén België te weinig garanties boden
voor de vrije vaart en dat de nieuwe staat terecht
extra waarborgen verlangde. Deze konden alleen
gegeven worden door op een aantal punten
inbreuk te maken op de soevereiniteit van Neder
land op de Schelde. België wilde ook details in
zake de Schelde in het scheidingsverdrag opge
nomen zien, terwijl Nederland juist het liefst
wilde volstaan met enkele verwijzingen naar de
beginselen betreffende de vrije vaart die door het
Congres van Wenen waren geformuleerd, om
vervolgens de details in bilateraal overleg met
België te regelen.
Palmerston en de vrije vaart op de Schelde
Het was de Britse minister Palmerson die. de arti
kelen over de Schelde in het scheidingsverdrag
uiteindelijk redigeerde en de regeringen in Den
Haag en Brussel wist over te halen zijn redactie
te accepteren. Daarbij gebruikte hij enerzijds ste
vige politieke druk, anderzijds jongleerde hij be
hendig met concessies en condities, met name te
genover Den Haag.
Palmerston was van mening dat België, nu het
eenmaal als zelfstandige staat was erkend, ook
een faire kans moest krijgen. Daarvan wist hij de
Pruisen, Oostenrijkers en Russen, die weinig op
hadden met de regering in Brussel, te overtuigen.
Wilde België, aldus de gedachtegang van de
Britse minister van Buitenlandse Zaken, zijn onaf
hankelijkheid tegenover Frankrijk kunnen bewa
ren en zich ontwikkelen tot een politiek stabiele
staat, dan diende het over voldoende economi
sche ontplooiingsmogelijkheden te beschikken.
Vrije vaart naar de zee via de Schelde was
daarom een levensvoorwaarde. Een goede toe
gang tot het continent voor de Engelse handel en
scheepvaart was daarnaast ook een Brits belang.
In de derde plaats zag men in Londen de verant
woordelijkheid voor de Schelde in crisissituaties
liever in handen van de Nederlandse marine dan
van de onstuimige heren in Brussel.
De regering van koning Willem i heeft met be
trekking tot de Schelde de meeste concessies
moeten doen. Het idee dat de Belgen zich zou
den bemoeien met de bebakening op de Neder
landse kust of de betonning in water waarover
Nederland soevereine rechten had, beschouwde
men in Den Haag als absurd en onbespreekbaar,
evenals de gedachte dat het Belgische loodswe
zen vanaf Nederlands grondgebied zou opereren.
De Belgen waren teleurgesteld, omdat de con
ferentie hen niet tegemoetkwam in hun verlan
gen naar een vorm van medesoevereiniteit of me
dezeggenschap in de Scheldemonding. Ook
vonden ze dat het eindverdrag inzake de Schelde
wel erg summier was en dat te veel werd overge
laten aan nader overleg tussen Brussel en Den
Haag.
Op een drietal punten was Palmerston zowel
tegenover de Belgen als de Nederlanders onver
biddelijk. De vrije vaart op de Schelde mocht
geen zaak tussen Nederland en België zijn, maar
diende evengoed voor schepen van andere staten
te gelden. De kapiteins van alle schepen moesten
vrij zijn in de loodskeuze. De loodstarieven op de
Schelde mochten niet hoger zijn dan die op de
monden van de Maas. Deze laatste voorwaarde
had natuurlijk ten doel de Nederlanders de kans
te ontnemen uit concurrentieoverwegingen de ta
rieven voor de Maas te verlagen en tegelijkertijd
geen medewerking te verlenen aan verlaging van
de tarieven op de Schelde.
Bepalingen inzake de Schelde
De artikelen betreffende de Schelde in het schei
dingsverdrag van 1839 kwamen op het volgende
neer:
- De bepalingen van de Slotakte van Wenen be
treffende de vrijheid van scheepvaart zijn ook
van toepassing op stromen en bevaarbare rivie-