BOEKBESPREKINGEN 36 Dr. Jan P. Zwemer, Zeeland 1945-50. Uitgeverij Den Boer/De Ruiter, Middelburg 2000. 719 blz. isbn 90-7457-6214. Prijs: 89,90.' Zeeland kwam als de meest beschadigde provin cie van Nederland uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn. Deze donkere periode is voor het na geslacht bewaard in de twee delen Zeeland 1940-45 van de auteurs De Bree en Van der Ham. Het idee van de historicus en publicist dr. Jan Zwemer, dat het van belang zou zijn om te be schrijven hoe de Zeeuwen zich, soms enthou siast, soms morrend, uit het diepe dal omhoog- werkten en een nieuw tijdperk betraden, leidde tot het plan om de geschiedenis van Zeeland tus sen 1945 en I960 vast te leggen. Zwemer zelf nam cle periode 1945-1950 voor zijn rekening. Het is een boeiend boek geworden van een goed wetenschappelijk niveau - van de schrijver had ik ook niet anders verwacht - waarin een groot aantal spelers op het directnaoorlogse toneel aan het woord komt. Het werk is verdeeld in zeven delen, die elk zijn onderverdeeld in hoofdstukken met aan het eind van ieder hoofdstuk een samenvatting, ter wijl in deel vu de conclusies worden getrokken. Sommige onderdelen, zoals bijvoorbeeld verkeer en vervoer en de uitstroom van arbeiders uit de landbouw, komen in meerdere hoofdstukken aan de orde, waardoor soms herhalingen optreden. Zwemer begint zijn boek met een beschrijving van de vooroorlogse toestand, waarin hij enkele belangrijke ontwikkelingen aanstipt. Zo wordt de grote economische macht van de agrarische sector reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog en vooral tijdens cle crisisjaren door maatregelen van de rijksoverheid aangetast. De politieke, vooral lokale invloed van de boeren zal echter pas na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk afkalven. De houding van met name de grote boeren tegen over hun arbeiders tijdens de crisisjaren ver scherpte de onderlinge verhoudingen en zette een massale uitstroom van landarbeiders, vooral na de Tweede Wereldoorlog, in gang. Met betrekking tot de industrialisatie miste Zee land, met uitzondering van Vlissingen en de ka naalzone in Zeeuws-Vlaanderen, tussen 1890 en 1940 de boot. Transportproblemen, een verbrok kelde arbeidsmarkt, ongunstige leeftijdsopbouw - veel jongeren trokken weg - en het lage oplei dingsniveau van het gros van de bevolking waren hieraan debet. De schrijver concludeert terecht dat Zeeland zich voor 1940 reeds in een neer waartse spiraal bevond, een ontwikkeling die door de ellende van de Tweede Wereldoorlog nog werd verergerd. Na de bevrijding die voor Zeeland, behalve voor Schouwen-Duiveland, in de gure herfst van 1944 viel - constateert de schrijver naast soms ondoorzichtige gezagsverhoudingen (militair ge zag) en dikwijls schrijnende armoede een al gemeen verlangen bij een groot deel van de Zeeuwse bevolking om in een gezamenlijke krachtsinspanning de wederopbouw ter hand te nemen. Hierbij stuitten provinciale vertegenwoor digers uit Zeeland vooral na mei 1945 echter ge regeld op een nagenoeg ondoordringbaar bastion van overheidsbureaucratie, dat de sympathie voor 'Den Haag' niet, maar de onderlinge saamhorig heid wel deed toenemen. Ook de centralisatiege dachten, die bij de door socialisten gedomineerde rijksregering leefden, konden bij veel mensen op weinig bijval rekenen. Bovendien leidde het lang uitblijven van een definitieve oorlogsschaderege ling, waardoor veel aarzeling bij de eigenaars van verwoeste panden bestond om tot herbouw over te gaan, tot grote ergernis. Een groot aantal men sen met name in het zwaar geteisterde West- Zeeuws-Vlaanderen, voelde zich om velerlei re denen door het rijk tekortgedaan. Hierbij kwam dat de herbouw door allerlei regels van bovenaf die men vroeger niet kende, maar die dikwijls wel tot een betere woonsituatie leidden, in een bepaalde richting werd gestuurd. Kortom, veel Zeeuwen hadden weinig op met de trage regel neven uit Den Haag. Overigens moet worden op gemerkt dat de rijksoverheid bij de droogmaking en herverkaveling van Walcheren zijn beste been tje heeft voorgezet, zij het dat het behoud van de oude landschapsstructuur voornamelijk aan pro vinciale inbreng te danken is geweest. Naast pro blemen met de logge bureaucratie speelde bij de wederopbouw ook een chronisch tekort aan ma terialen en geschoolde arbeidskrachten een rol. Veel landarbeiders zagen hun kans schoon om rechtstreeks of via de Dienst Uitvoering Werken (duw) bij de wederopbouw te worden ingescha keld. Hierdoor ontstond in 1945 en 1946 in som mige gebieden een tekort aan werkers in de landbouw, waardoor zich een opwaartse druk op de lonen voordeed, die echter in verband met de goedkoopvoedselpolitiek van de regering niet te veel mochten stijgen. Voorwaar, een Gordiaanse knoop. Een en ander versnelde overigens wel het mechanisatieproces in de landbouw, dat reeds voor de oorlog op bescheiden schaal was inge zet. Vernieuwingsgedachten, zoals die in bepaalde kringen tijdens de oorlog waren ontwikkeld, kwamen in Zeeland onder meer tot uiting in de Jong Zeeuwse Beweging (jzb), waarin dr. P.J Bouman, leraar aan de Rijks-HBS te Middelburg en de econoom drs. M.C. Verburg, de latere di-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 42