50 gistraat van Veere verplicht hem bij te staan.24 In de latere contracten zijn bovengenoemde bepa lingen aangevuld. Zo werd in 1702 bepaald dat in het college van vrederechters altijd een 'Duytse' zou presideren en dat het college op het stadhuis zou vergaderen.25 De gerechtsstukken en vonnis sen moesten in het 'Duyts' worden gesteld, ver volgens worden vertaald in het Schots en geregis treerd in een boek dat ter griffie van Veere zou berusten.26 Om recht te kunnen spreken moest voortaan ten minste één vredemaker uit iedere natie aanwezig zijn. In 1718 werd vastgesteld dat in geval een 'super-arbiter' uitspraak had gedaan, partijen zich vervolgens vrijwillig moesten laten veroordelen door de Hoge Raad van Holland, waarna het vonnis van de arbiter finaal zou zijn.27 De zogeheten willige condemnatie resulteerde in het verkrijgen van een exequatureen machti ging, zodat het vonnis ten uitvoer kon worden gelegd. De ampliatie (aanvulling) van 1736 hield in dat, indien partijen met arbitrage hadden inge stemd, de vrederechters met meerderheid van stemmen een 'super-arbiter' moesten kiezen om daarna gezamenlijk de zaak te behandelen en vonnis te vellen.28 Ten slotte is er de toevoeging in 1780 waarin voor het eerst hoger beroep werd toegestaan. De partij die zich niet in het vonnis van het college van arbiters kon vinden, kon in beroep bij de rechtbank van de stad Veere, die ten overstaan van de conservator uitspraak zou doen.29 Naast zijn taak als rechter fungeerde de conser vator als notaris. Bij hem konden de Schotse kooplieden hun testament opmaken. De testa mentaire beschikkingen mochten niet in strijd zijn met het Schotse recht. Stierf een koopman zonder een testament te hebben gemaakt, dan kwamen zijn goederen onder beheer bij de conservator, die, indien nodig, een goede voogd voor de kin deren zocht. Er werd uitdrukkelijk bepaald dat de magistraten van Veere noch de weesmeesters in dezen iets te zeggen hadden.30 In geval van faillissement daarentegen had de magistraat wel enige zeggenschap. Indien name lijk iemand van de stapel aan een inwoner van Veere schulden had of andersom en ten gevolge daarvan het faillissement was uitgesproken, dan moest de conservator in overleg met de magi straat een curator benoemen.31 Conservator's Court Book. 1719-1740 In het Zeeuws Archief in Middelburg ligt een ko pie van het Conservator's Court Book. 1719-1740. Het origineel bevindt zich in de Scottish Record Office te Edinburgh.32 De Schotten namen bij hun vertrek in 1799 de archieven van de Schotse rechtbank mee naar Schotland.3-3 In dit Court Book. zijn vonnissen vastgelegd van de conservator. Hij SCHOTSE RECHTSPRAAK moest voornamelijk oordelen - dit geldt althans voor de genoemde periode 1719-1740 - over ge schillen tussen kapiteins en hun ondergeschikten over loon, dronkenschap, belediging en diefstal. Verder werden er allerlei andere 'zaken' in het Court Book geregistreerd, zoals schuldbekentenis sen, benoemingen en eedafleggingen. Het Court Book levert juridisch geen belangwekkende pro cedures op. LoongeschilWhat shall we do with the drunken sailor In 1728 rees een geschil tussen John Lumsdale, 'shipmaster of Aberdeen', enerzijds en Andrew Pikman en David Laing anderzijds.3' Lumsdale had Pikman gevraagd mee te varen als 'mate' op een reis van Aberdeen naar Veere voor de som van 28. Pikman beweerde echter dat hij was aangenomen voor 30 en dreigde het schip in Veere te verlaten en rond te vertellen dat het schip niet zeewaardig was. Dit laatste zou met name de eigenaren van het schip schade berok kenen. Voor Laing gold ongeveer hetzelfde als voor Pikman. Hij was op bevel van Lumsdale door Pikman ingehuurd voor 18. Laing nu be weerde voor 20 te zijn aangenomen en uitte dezelfde dreigementen als Pikman. De Court, be staande uit de conservator, vier kapiteins en twee kooplieden, oordeelde dat 'they should be paid accordingly', hetgeen in dit geval betekende dat Pikman en Laing in het gelijk werden gesteld en het door hen gevorderde loon moest worden uit betaald. De rechtbank stuurde de twee weg met de waarschuwing dat als ze het schip te Veere zouden verlaten, ze gevangen zouden worden genomen, totdat ze voldoende waarborg konden geven dat ze hun taak zouden hervatten. De dronken John Parish, matroos in dienst bij kapitein Brown, werd in 1730 opgepakt en ge vangen gezet in de gevangenis, de Montfoortse toren in Veere.35 Hij had zijn werkgever bedreigd en beledigd. Nadat hij was ontnuchterd, werd hij voorgeleid voor de Schotse rechtbank. Parish bood meteen zijn excuses aan en zei dat hij zich verder altijd keurig had gedragen. De matroos werd veroordeeld de kosten van 10 voor zijn gevangenschap te betalen. Hij zou strenger wor den gestraft, als hij in herhaling zou vervallen. De matroos John Allerdice liet het niet bij dronkenschap alleen, maar maakte zich tevens schuldig aan het stelen van drie ankers 'malion wine' - vermoedelijk wijn afkomstig van het ei land Melos - toebehorende aan kapitein David Kinloch.36 De moeilijkheden met Allerdice waren in 1739 begonnen, toen hij tijdens de reis toe stemming kreeg het schip voor twaalf uren te verlaten om vrienden te bezoeken. Hij keerde echter pas na twee dagen terug, hetgeen muiterij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 12