SCHOTSE RECÏITSPRAAK 53 den te vallen onder het Zeeuwse recht.'7 Zij wei gerden dan de schulden van hun man te voldoen en beweerden eigenaar te zijn van de goederen die hij onder zich had, maar die feitelijk aan Schotse kooplieden in eigendom toebehoorden. Dat de dames het Zeeuwse recht prefereerden, heeft waarschijnlijk te maken met het verschil in regels van het huwelijksgoederenrecht. Was het in het Zeeuwse recht regel dat een huwelijk auto matisch leidde tot gemeenschap van goederen, in het Schotse recht leverde het huwelijk de vrou wen niets op, integendeel: de man werd op grond van het jus mariti eigenaar van de roe rende goederen van de vrouw.1" De inhaligheid van sommige dames heeft er zelfs toe geleid, dat in 1631 de toevlucht werd genomen tot de drastische maatregel dat de Schotse factor in het geheel niet meer mocht trouwen. Huwde hij in weerwil van dit verbod, dan verloor hij zijn baan als factor. Ongeveer twintig jaar later werd dit verbod ingetrokken en mochten de factors huwen, mits ze een geldsom aan de conservator betaalden, waarmee de vor deringen van eventuele crediteuren na de dood van de factor konden worden voldaan. Ten slotte werd, zoals gezegd, in 1676 in het stapelcontract onderwerping aan het Schotse recht ingevoerd. Tevens werd bepaald dat een echtpaar niet door huwelijkscontract, testament of op andere wijze over het vermogen van de man ten nadele van zijn schuldeisers mocht beschikken." De onder werping aan het Schotse recht gold overigens niet alleen voor de weduwes, maar ook voor de kinderen. Ook zij mochten niet beweren recht te hebben op of te handelen met goederen die de kooplieden aan hun vader hadden toevertrouwd. Weduwes en kinderen bleven aan het Schotse recht onderworpen, totdat alle vorderingen wa ren voldaan; ze konden daarna worden 'ontsla gen' door de conservator.5" Bovenstaande maatregelen zijn ongetwijfeld genomen, nadat er hevige conflicten waren gere zen tussen de dames en de schuldeisers van hun overleden echtgenoot. Dat deze maatregelen hun doel waarschijnlijk niet voorbij zijn geschoten, blijkt uit het Court Book. 1719-1740. In dit boek komen geen vonnissen voor naar aanleiding van zulke geschillen. De factor; Davidson versus Gregorie Behalve de hierboven besproken geschillen over loon is het geschil tussen de factor David Grego rie en twee kooplieden de enige privaatrechte lijke zaak waarvan genoemd Court Book getuigt." De factor speelde een belangrijke rol in de han del in de stapelplaats. Gingen de kooplieden aan vankelijk altijd zelf mee op reis om de goederen te kopen en te verkopen dan wel in ontvangst te nemen en over te dragen, sinds het einde van de vijftiende eeuw werden deze handelingen toever trouwd aan een factor. Deze factor was een tus senpersoon; in het Court Book komen we de term intromit tegen."2 Hij handelde op eigen naam voor zijn werkgever, de Schotse koopman, die voortaan in Schotland achterbleef.53 De factor kocht en verkocht stapelgoederen op commissie. Hij kan worden vergeleken met degene die wij nu een commissionair noemen. Omdat de factors gemakkelijk konden fraude ren door er een eigen handeltje op na te houden, waren ze aan strenge regelgeving onderhevig en werd niet de eerste de beste als factor benoemd. De factor werd aangesteld bij wet van de 'Con vention of Royal Burghs', waarna hij voor de con servator de eed, de fideli administrationemoest afleggen en de artikelen met instructies moest on dertekenen.51 Een voorbeeld van een aanstellings- wet is te vinden in het Cowl Book. 1719-1740. Het betreft een wet van 30 december 1736 waar bij James Turing als factor te Veere werd aange steld.55 In de brief van aanbeveling aan de Con ventie, die mede is ondertekend door een aantal kooplieden, wordt onder andere gezegd dat het succes van de handel in Holland veelal afhangt van de ijver en betrouwbaarheid van de factor in de stapelhaven en dat er in Veere ten minste twee aanwezig moeten zijn, dit laatste vermoede lijk om fraude te voorkomen.55 Twee personen, onder wie de ontvanger van de belastingen, stel den zich borg voor het gedrag van Turing. Kwam één van beiden te overlijden, dan moest de factor op zoek naar een nieuwe borg. In de aanbeve lingsbrief en instructies staat verder dat de factor werd onderworpen aan de wetten van de 'Con vention of Royal Burghs' en aan de jurisdictie van de conservator, die ook zijn boeken controleerde: hij moest zich volledig inzetten voor de Schotse kooplieden en hij was aansprakelijk voor 'all goods, debts and merchandize which he shall happen to intromit with or sell belonging to mer chants'.57 Voorts mocht hij noch op eigen houtje korting geven op de goederen die hij moest ver kopen, noch goederen voor zichzelf kopen en handelen in eigen belang, hetgeen de kooplieden benadeelde, omdat de prijs dan naar beneden kelderde. Ook mocht hij niet in dienst treden bij 'Nederlandse' kooplieden of 'Nederlandse' koop waar verkopen.58 De factor moest erop toezien dat de stapelgoederen zorgvuldig werden in- en uitgeladen. Hij mocht alleen die kelders en op slagruimten huren waarvan de huurprijs was vast gesteld door de conservator. Verder mocht hij geen aandeel in een schip hebben. De goederen moesten worden verkocht tegen contante beta ling en onmiddellijk op rekening van de kooplie den worden gezet. Anderzijds moest hij de reke ningen van de crediteuren op tijd voldoen. Van de handel moest een nauwkeurige boekhouding

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 15