REDERIJKERS IN EEN ZEEUWS DORP; OPRICHTING EN ORGANISATIE
VAN DE REDERIJKERSKAMER DE WIJNGAARDRANKEN TE KAPELLE
IN DE EERSTE HELFT VAN DE ZESTIENDE EEUW
Arjan van Dixhoorn
Binnen het Vlaams-Nederlands onderzoeksproject 'Rederijkers: conformisten en rebellen. Literatuur,
cultuur en stedelijke netwerken (1400-1650) een initiatief van de Vrije Universiteit Amsterdam en de
Universiteit Gent, wordt onderzoek, gedaan naar het onstaan en de verspreiding van rederijkerskamers
in de Nederlanden, hun organisatie en sociale samenstelling. Van 5 tot 7 september a.s. vindt in de
Abdij te Middelburg het slotcongres van dit onderzoeksproject plaats. In verschillende lezingen zal aan
dacht geschonken worden aan de rederijkerscultuur in Zeeland. Leden van het Zeeuws Genootschap
kunnen tegen een gereduceerde prijs aan dit congres deelnemen (zie toegezonden folder en de medede
ling in de Agenda). De auteur van dit artikel, zelf afkomstig uit Zeeuws-Vlaanderen en als onderzoeker
aan het project verbonden, is een van de sprekers. Onderstaand artikel geeft een indruk van het project,
in het bijzonder van zijn aandeel daarin.
Inleiding
De rederijkersbeweging wordt algemeen be
schouwd als een stedelijk fenomeen dat, zodra
het zich na het midden van de zestiende eeuw
ook op het platteland verspreidde, zijn elitaire
karakter verloor.1 Wel kwam na de succesvolle
opstand van Holland en Zeeland, in de jaren na
1580, de rederijkersbeweging opnieuw tot bloei.
Vanaf de late zestiende eeuw, zo is de gangbare
gedachte echter, leefden de kamers voort als een
tot 'volks' en 'dorps' niveau gezonken cultuur
goed. Het is de ironie van de geschiedenis dat
juist de kleine Zeeuwse parochie van Kapelle al
aan het begin van de zestiende eeuw een rederij
kerskamer kende en dat we over de ontstaansge
schiedenis van deze kamer goed geïnformeerd
zijn. Dat kan van geen andere kamer uit de Noor
delijke Nederlanden worden gezegd. Het rederij
kersleven in Kapelle maakt bovendien allerminst
een 'volkse' of 'dorpse' indruk.
We weten nog altijd weinig over het ontstaan
en de organisatie van de kamers. De meeste
vroege kamers komen we slechts tegen in de re
keningen van de stedelijke of andere overheden.
Voor hun bijdragen aan de lokale feestcultuur
ontvingen kamers vaak een vergoeding of een
geschenk van hogerhand, maar informatie over
het kamerleven zelf vinden we daardoor niet. De
overgeleverde reglementen en statuten van ka
mers, die men meestal binnen het rederijkersge
zelschap zelf opstelde, vormen hiervoor de be
langrijkste bron.
Vlak voor de stichting van een katholieke pa
rochie in het Zuid-Bevelandse Hansweert in 1868
verhuisde de rederijkerskamer de Wijngaard
ranken, een gezelschap van katholieken, van Ka
pelle naar Hansweert. Als één van de weinige
nog bestaande rederijkerskamers in het huidige
Nederland lijkt deze kamer van Hansweert een
vrij continue bestaansgeschiedenis gekend te
hebben, lopend van de zestiende eeuw tot lie
den. In het archief van deze kamer, dat zich nog
altijd bij de gildesecretaris bevindt, zijn de sporen
aanwezig van activiteiten vanaf de oprichting in
1508 tot de hervorming van de kamer in 1595, in
de vorm van waarschijnlijk getrouwe afschriften
(uit de late achttiende en vroege negentiende
eeuw) van twee zestiende-eeuwse statuten.' De
Wijngaardranken en haar archief, dat ook voor
Afb. 1. Bord van de Middelburgse rederijkerskamer 'Het
bloemken Jesse', 1589 (verbrand in 1940). za, coll. kzgw,
Zelandia Illustrata III-498.