REDERIJKERS
61
werden uitgedaagd hun gedachten te ordenen, te
verwoorden, neer te schrijven en in besloten en
openbare ruimtes voor te dragen. Ze werden
daarbij beoordeeld door hun medebroeders, die
zich zodoende zelf oefenden in de kunst van het
luisteren. Door de rituele en speelse vormgeving
leerden rederijkers om te gaan met het gekwetste
eergevoel, dat ongetwijfeld het neveneffect was
van deze doelbewust gestimuleerde onderlinge
competitie.19 Ten slotte stimuleerde een dergelijk
literair leven, bedoeld of onbedoeld, een cultuur
van discussie, die in de jaren vóór 1567 bij uitstek
geschikt bleek om actuele vragen betreffende ge
loof en politiek intern of publiek te behandelen.
Het vormend karakter van deze cultuur was
niet alleen impliciet aanwezig en was zeker geen
onbedoeld restproduct van het literaire leven. In
de Kapelse oprichtingsakte van 1508 wordt niet
voor niets de term 'oefenen' gebruikt, een begrip
dat in de bronnen van rederijkerscultuur steeds
opnieuw opduikt. De akte regelde dat feilen in
het uitspreken van teksten op ludieke wijze ge
corrigeerd moesten worden. Het doelgerichte
educatieve karakter van de rederijkersactiviteiten
komt echter het beste tot uiting in de motivatie
die de drie oprichters aan hun akte toevoegden."1
Het Kapelse uit 1508 is het enige vroege noor
delijke statuut waarvan tot nu toe de modeltekst
bekend is. Een vergelijking tussen het statuut van
Kapelle uit 1508 en het statuut van de Gentse re
derijkerskamer de Fonteine uit 1448, leert dat het
laatste model moet hebben gestaan voor het eer
ste.1" Geen van de vroege Zeeuwse reglementen
vertoont verder enige gelijkenis met het Gentse
statuut.18 De Kapellenaars hebben de Gentse pro
loog verkort en aangepast, ze hebben de struc
tuur van het modelreglement gerationaliseerd
door bij elkaar passende artikelen samen te vat
ten en ze hebben verwijzingen naar cle stedelijke
context weggelaten. De bepalingen echter die de
rederijkersactiviteiten betroffen hebben ze zeer
nauwgezet en grotendeels letterlijk overgenomen.
De keus voor dit Gentse statuut lijkt tekenend
voor de ambitie van de drie stichters. Ze gingen
zeer zorgvuldig en kritisch te werk. Zodoende
kunnen we er vrijwel zeker van zijn, dat ook de
motivatie die ze, in afwijking van de proloog van
het modelstatuut, aan het hunne toevoegden,
zeer bewust werd ingelast. Ze bevat een definitie
van retorica, zoals die beoefend zou gaan wor
den binnen de nieuwe Kapelse kamer. In de
ogen van de twee Leuvense alumni en de Ka
pelse schoolmeester moest onder retorica het vol
gende verstaan worden:
Een van de zeven vrije, liberale, prijswaerdige
konsten en alle andre konsten en mogen niet
staan zonder deze edele konste van retorijka,
want zij moeder is, om ons manierlijk, zinlijk, en
tamelijk te leeren spreeken en verstaan, alle di-
Afb. 3. Gravure van de gildepenning van de Middelburgse
rederijkers, za, coll. kzgw, Zelandia Illustrata III-879-
verse pronunciation wel en puntelijk te onder
scheiden, in alle plaatzen van eere, en manierlijk
leven en spreeken.
De Wijngaardranken diende een oefenschool in
de kunst van retorica te zijn. De kunst die de
leerling in een aantal opzichten vormde: in wel
sprekendheid in ruime zin, in begrip van wat ge
sproken werd en in gedrag waarmee deze vaar
digheden in de praktijk, 'in alle plaatzen van
eere', tot ontplooiing konden komen. Dat met de
vorming van de geest en oefening in het voort
brengen van geestesproducten in Kapelle een
ambitieus vormingsprogramma werd nagestreefd,
blijkt niet alleen uit de verwijzing naar de zeven
vrije kunsten, die binnen de universiteiten tot de
propedeutische fase behoorden. Ook een ander
motief verwijst welbewust naar een intellectuele
traditie. Het betreft de therapeutische waarde van
het tijdverdrijf op de kamers, dat in prologen van
rederijkersstatuten schering en inslag was:
Alzoo melankoliën vijand is van de menschelijke
natuure, overmidts veilen en finisten fantaziën
daar uit spruitende zijn, bij welke fantaziën de
menschelijke natuure (gecorrumpeerd) wordt,
kortende den tijd zijns leevens, om welke (cor
ruptie) te schuwen, en de genuchten te handha
ven, midsgaders ook vreugde in deugtzaam-
heden en eerbaarheden, die alle fantaziën buiten
der menschen harten sluiten.
De melancholie werd bij uitstek beschouwd als
een 'intellectuele ziekte' en de omgang met mu
ziek en literatuur werd algemeen aanbevolen als
deel van de dagelijkse geestelijke hygiëne en als
therapie bij zwaarmoedigheid.19 De inzet van de
stichters van de Wijngaardranken was bijzonder
ambitieus en elitair, niet zozeer in sociale zin,
maar wel in intellectuele zin.