68 PIET VAN STUIVENBERG Alb. 3. Moeder met kind, hout, 1938. Part. coll. Foto G. van Soest. heim. Hij had op veel meer persoonlijke uitnodi gingen in kunnen gaan, maar dat deed hij niet. Hij vond het niet belangrijk en wilde zich liever wijden aan zijn werk. Wel stelde de regering hem in 1964 door het verlenen van een reisbeurs in de gelegenheid een reis naar Griekenland te maken. In Nederland nam Van Stuivenberg in 1962, 1964 en in 1967 deel aan de prestigieuze tentoonstel lingen 'Contour Delft'. Rond 1964 bouwde hij een klein atelier in zijn tuin. Hij gebruikte het echter voornamelijk als opslagplaats, aangezien hij liever buiten werkte. Ook in de openbare ruimte wer den werken van hem geplaatst. In de gemeente Schiedam plaatsten twee bejaardentehuizen en twee scholen kunst van Van Stuivenberg. In 1966 werd een sculptuur van marmer op het Zeeltplein onthuld in opdracht van de Rotterdamse Kunst stichting. Piet van Stuivenberg, Stuif voor intimi, overleed op 16 december 1988 in Schiedam. Sculpturen van een gerijpt kunstenaar Het werk van Van Stuivenberg is duidelijk te scheiden in een vooroorlogse en naoorlogse pe riode. De Kring van Rotterdamse Kunstenaars, waarbij hij zich zoals gezegd in 1933 aansloot, kende een sterk persoonlijk expressionistisch ac cent en wilde cle trusts van de traditionele kunst doorbreken. In 1936 hield de Kring een tentoon stelling in het Paleis van Schone Kunsten in Brus sel. Juist het werk van Van Stuivenberg werd daar onomwonden en volledig erkend. De Belgische critici zagen in zijn werk verwantschap met de kunst van de Vlaamse expressionisten. Van Stui- venbergs expressionistische ontwikkeling ging door tot 1946. In dat jaar werd hij in de gelegen heid gesteld een reis naar Parijs te maken. Na zijn terugkomst begon hij te experimenteren met het abstraheren van de menselijke figuur. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de erkenning van zijn kunst in Nederland langzaam op gang. In 1947 werd hij gevraagd lid te worden van de groep Vrij Beelden, na de expositie van zijn werk in de Kunstzaal De Plaats in Den Haag. Zijn wer ken werden destijds omschreven als 'verbonden heid van vormen', 'sculpturen van een gerijpt kunstenaar, die na de middaghoogte van zijn le ven te zijn gepasseerd, uit de som van zijn artis tieke ervaringen de vorm vond, waarin hij nu schittert'.1 Zijn werk is wel vergeleken met dat van de Roemeense beeldhouwer Brancusi (1876-1957). Toch kreeg Van Stuivenberg ook kritiek op zijn werk. In de periode na de Tweede Wereldoorlog werd hij naar aanleiding van de al eerder genoemde expositie in Den Haag in 1947 door de dagbladcritici onbarmhartig afgewezen: Men krijgt de neiging, om zijn stoepsteenforma ties in de grond te stampen of zijn deerniswek kende geestloze 'bol-en-blok'-composities tussen de eenden en de meeuwen in de vijver te wer pen.' Van Stuivenberg exposeerde in Den Haag samen met Koos van Vlijmen en Wout van Heusden. In 1948 hadden de leden van Vrij Beelden een ex positie in het Stedelijk Museum in Amsterdam en bij die gelegenheid werd een werk van Van Stui venberg aangekocht door de toenmalige directeur Sandberg. In 1949 kwam de officiële erkenning, toen hij van de Rotterdamse Kunststichting de opdracht kreeg een monument te maken, een abstracte zuil, die in 1950 werd onthuld nabij het Bouwcentrum. Van Stuivenbergs werk omvatte uiteenlopende stijlen, van sterk expressionistisch tot puur ab stract. Een belangrijk thema in zijn werk was 'moeder en kind'. Hij werkte vooral in steen, waaronder marmer, arduin, travertin en graniet. Zijn houten sculpturen vervaardigde hij uit eiken, teak, citroenhout en soms uit ebbenhout. Zijn be ginperiode kenmerkte zich vooral door het ex pressionisme, waarbij hij figuren verbeeldde, ge deformeerd voorzover dat nodig was en met weglaten van niet essentiële details. Vijf jaar duurde zijn overgang naar de geometrische ab stracte kunst. Zijn laatste periode kende zeer ge sloten grondvormen, waarin de naturalistische

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 34