74 GENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN
Scheerders van Kerkhove's Verenigde Fabrieken
te St.-Niklaas. De Boomse klei aldaar behoort tot
de formatie van Rupel (het Rupelien, Rupeliaan).
De basis hiervan ligt op circa vijftien meter onder
het maaiveld; de bovenkant wordt afgedekt door
één a anderhalve meter jongtertiair dekzand. De
kennis omtrent deze afzettingen is ontleend aan
de resultaten van boringen. De vele groeven in
België lieten al wel een en ander zien, maar een
van de groeven te St.-Niklaas leverde toch een
verrassing op: een wel zeer curieuze oesterbank.
Oude oesters in een waddenzee
De oesterbank werd aangetroffen aan de zandige
basis van de Boomse klei, behorende tot een af
zetting die bekend staat als de Zanden van Berg.
Uit de oesterbank kwamen bijzonder grote oes
ters tevoorschijn, waarvan vele het gewicht van
twee kilogram ruim overschreden. Ze bevonden
zich in koloniën en nesten; juveniele exemplaren
werden merkwaardig genoeg niet aangetroffen.
Een dergelijke vondst kan als zeer uitzonderlijk
bestempeld worden. De soort oester staat bekend
als Pycnodonte callifera (Lamarck, 1819).
De oesterbanken vormden een obstakel voor
de graafmachines. De arbeiders verwijderden
daarom grote aantallen, die terechtkwamen op de
bodem van de groeve. Door de werkgroepleden
werden vele tientallen gave exemplaren gebor
gen om later nader te worden bekeken en gecon
serveerd. Behalve de oesters werd nog een aantal
andere fossiele schelpen verzameld. De onder
zochte exemplaren bleken een zware massieve
schelp te hebben met een zeer kleine, nauwelijks
te herkennen leefruimte (zonder parels helaas).
Ze bezaten een zeer stevig slot en dito spierin-
druksel. Deze slotfragmenten, alsmede de vond
sten van enkele vergelijkbare oesters in de Put
van Terneuzen en van oesterbanken aangetroffen
bij de werken aan de pijler voor de draaibrug bij
Sluiskil, bevestigen de opvatting dat er ter plekke
destijds een soort waddenzee bestond.1
Deze middenoligocene zee zal gekenmerkt zijn
geweest door oneffenheden, banken, platen en
diepere stroombede!ingen in wisselend verband.
Afwisselend zijn in sedimentatieperioden slib- en
zandfracties afgezet. Op plaatsen waar aanvanke
lijk grove zanden en grinden gedeponeerd kon
den worden (de Zanden van Berg), werd later,
toen de stroming afnam, door slibafzettingen een
kleipakket gevormd (de Boomse klei). In de
overgangssituatie van grote naar kleinere stroom
bewegingen kregen de oesters gelegenheid zich
in een ondiep gedeelte te ontwikkelen en een
bank te vormen die later als geheel afstierf. Om
streeks dertig miljoen jaar geleden sloten ze mas
saal hun kleppend In de ondergrond van Zeeland
komt de Boomse klei op grote schaal voor. Deze
klei. die dus boven de oesterbank is afgezet, is
taai en moeilijk doorlaatbaar. De bijzondere ei
genschappen vormden, naast de ligging, de re
den dat juist deze formatie uit het Rupelien ge
schikt werd geacht voor de aanleg van de
Westerscheldetunnel. De deelnemers aan de ex
cursie in 1966 konden niet vermoeden dat hun
dertig miljoen jaar oude oesters 35 jaar later door
de tunnelwerken weer zó actueel zouden wor
den.
Noten
1. Zie Provinciale Zeeuwsche Courant4 oktober
2000.
2. Bijdrage tot de kennis der fossiele, subfossiele
en recente mollusken, die op de Nederlandsche