PALEN UIT BORSEI.E 45 Dendrochronologie Door middel van dëndrochfonologisch onderzoek kan worden vastgesteld in welke periode en in welke streek een boom is gegroeid. Elk jaar vormt de boom rondom het oude hout een nieuwe ring. De breedte van de ringen varieert van jaar tot jaar als gevolg van de groeiomstandigheden: zomer en wintertemperatuur, vee! of weinig neerslag, natuurrampen en lokale standplaatsfactorenDe op eenvolgende jaarringen vormen als het ware een streepjescode van de natuur. Door de grote in vloed van klimatologische factoren op de groei vormen vele bomen in eenzelfde periode over een groot gebied min of meer dezelfde streepjescode. Door vele jaarringpatronen uit heel Europa onder ling nauwgezet te vergelijken en lange half overlappende series op te bouwen, is een omvangrijke 'dendrotheek' gevormd van lange series gedateerde patronen uit verschillende delen van Europa, clie met elkaar de hele periode heslaan sinds het begin van hel ontslaan van eikenhos na de laatste ijstijd, zo'n negenduizend jaar geleden, tot heden. Bij een ongedateerd stuk hout uit een opgraving worden de breedtes van de ringen opgemeten. Het patroon daarvan wordt langs de gedateerde pa tronen geschoven en er worclt gekeken waar het ongedateerde patroon volgens statistische maatsta ven en visuele kenmerken goed overeenkomt met het gedateerde. Als de laatst gemeten ring ook de laatst gegroeide ring is, krijgt men het exacte jaartal soms zelfs het seizoen waarin de boom afge storven of gekapt is. V' 2«ffc/W J'ffl/iv 17* Fet/W 20*EFUW Afb. 3- Datering volgens de dendrochronologie. Het dateren volgens de 14c-methode De 14c-methode werkt als volgt: door kernreacties van kosmische straling neutronen) met stikstof in de atmosfeer ontstaat de radioactieve koolstofisotoop 14c die als 14coj wordt opgenomen in de biosfeer en die vervolgens veivalt met een halveringstijd (de tijd waarin de radioactiviteit met de helft is afgenomen) van 5730 40 jaar. Bij de assimilatie komt het 14c in planten en vervolgens ook in mens en dier terecht. Zodra het organisme sterft, houdt de uitwisseling van 14c met de omgeving op en resteert nog het radioactieve verval Bij organische monsters uit oude contexten wordt de res terende radioactiviteit gemeten en kan bepaald worden hoelang geleden het organisme leefde. Er werd oorspronkelijk van uitgegaan dat het 14c-gehalte in de atmosfeer constant was. In werke lijkheid is dit niet geval dendrochronologisch gedateerde stukken hout blijken, naarmate men ver der teruggaat in cle tijd, een steeds si erker afwijkende, 'ongere14c-datering op te leveren. Deze af wijking wordt veroorzaak! cloor fluctuaties in het 14c-gehalte in de atmosfeer, die onder andere samenhangen met veranderingen in hel aardmagnetische veld en variaties in de zonneactivileil Dendrochronologie heeft de methode geleverd om de 14c-dateringen te corrigeren of, zoals het in de regel genoemd wordt, te calibreren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 7