GENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN
72
VIJFENDERTIG JAAR ZEEUWSE AANDACHT VOOR DE BODEM VAN DE WESTERSCHELDE
I.M. Moraal
In deze rubriek, verschijnen doorgaans beschrijvingen van voorwerpen uit de verzamelingen van het
Genootschap. Ook. objecten uit de natuurhistorische verzamelingen zijn hierin met enige regelmaat de
revue gepasseerd. Deze bijdrage heeft een enigszins ander uitgangspunt: ze gaat over de wijze waarop
sommige voorwerpen in de collectie terechtgekomen zijn en hoe die decennia later iveer actueel kunnen
worden. De allereerste excursie van de in 1966 opgerichte Werkgroep Palaeontologie (later: Geologie)
voerde namelijk naar de kleigroeven van St.-Niklaas, waar in de zogeheten Zanden van Berg opzienba
rende vondsten werden gedaan, die aan de collectie van het Genootschap konden worden toegevoegd.
Deze Zanden van Berg blijken nu te behoren tot de formatie die geselecteerd is voor het boren van het
tracé van de Westerscheldetunnel.
Vondsten uit de Westerschelde
De moderne middelen waarmee de tunnelwerken
worden gerealiseerd, bieden helaas nauwelijks
mogelijkheden iets te zien van de samenstelling
of inhoud van de ondergrond van de Wester
schelde. In het verleden is die ondergrond door
middel van verkennende boringen vastgesteld.
Het is daarom verrassend te noemen dat er naast
de theoretische modellen op papier af en toe ook
iets tastbaars te voorschijn komt.
Zo werd bijvoorbeeld tijdens de werkzaamhe
den ter hoogte van Ellewoutsdijk een tweetal
fraaie beenderen van de wolharige mammoet
aangetroffen.' De vindplaats behoort tot een klas
siek complex zanden van jongpleistocene ouder
dom. Deze locatie leverde over een reeks van ja
ren al zeer veel fossiele schelpen en beenderen
op. Door zandverplaatsingen is vanuit afzettingen
uit verschillende formaties hier ter plaatse een
jongpleistoceen 'mengsel' bij elkaar terechtgeko-
Afb. 1. Fragmenten van oestersloten, opgehoord bij de tun
nelwerken.
men. Door de zuiger 'Marie' werden na de
Tweede Wereldoorlog hieruit al scheepsladingen
fossielen opgezogen. Deze werden in een kalk
branderij in Brielïe verwerkt. Schelpenliefhebbers
konden daar hun geluk beproeven; menig fraaie
verzameling werd er opgebouwd.
Ook op andere plaatsen, in Zeeland zelf, kon
goed worden verzameld. Onder meer door de
beroemd geworden dissertatie van C.O. van Reg-
teren Altena over de daar onder andere door C.
Brakman verzamelde schelpen, werd de Kaloot
een begrip/ Waar kwamen déze fossielen van
daan? Het bleek niet eenvoudig om ter plekke de
lagen in ogenschouw te nemen. Bij de systemati
sche opbouw van de stratigrafie (gelaagdheid)
gaat men uit van een oud stabiel grondgebergte
in de ondergrond van de aardkorst, bekend als
het Massief van Brabant. Dit gebied werd gedu
rende het Tertiair aan de randen omspoeld door
de zee, die in opeenvolgende tijden afzettingen
deponeerde van afwisselend zand en klei. Vanuit
het huidige Antwerpen werden in noordweste
lijke richting, in het 'Noordzeebekken', afzettin
gen van aanvankelijk geringe omvang op de
steeds dikker wordende lagen gedeponeerd. In
het westen daalde de ondergrond; hier werd veel
erosiemateriaal opgenomen. De randgebieden
komen spaarzaam aan de oppervlakte, onder
meer in België, Brabant en nabij Winterswijk.
Oprichting werkgroep en eerste excursie
Om meer inzicht te krijgen in de opbouw en sa
menstelling van deze stratigrafie, werd besloten
een inventaris te maken van het materiaal dat
aanwrezig was in de verzamelingen van het Ge
nootschap. Het bleek dat Zeeland veel objecten
kende uit afzettingen van het Tertiair. De vraag
was waar het allemaal precies gevonden was.