92 SCHEDELMETINGEN Afb.l. John I-Iuizinga (rechts) in gesprek met een ano nieme opzichter van de ouw-arbeiders, werklozen die toen voor hun uitkering moesten werken aan nuttige projecten voor de samenleving. Foto archief P.J. Vinken. cle bewoners van andere eilanden bemoeilijkte. De samenstelling van de bevolking van de pro vincie werd beschouwd als een verkleind, min of meer versteend, model van de landelijke. De cen trale vraag voor Huizinga luidde: waren in Zee land nog de resten van twee rassen te vinden? Als belangrijkste rascomponenten van de Neder landse bevolking golden het lange, minder gepig- menteerde, langschedelige nordische ras en het kleine, donkere, rondhoofdige alpiene ras.' Aan genomen werd dat de langschedelige bewoners van Walcheren afstamden van de oorspronkelijk noordelijke stammen, Noormannen of Friezen, die geleerden uit het begin van de vorige eeuw overigens beschreven als 'ruwe strandbewoners', 'onbeschaafde vissers en boeren' met 'weinig godsdienstzin en met uiterst weinig beschaving'.3 Ze waren verwant aan de langschedelige stamge noten in Vlaanderen en aan de Anglo-Saksen in Kent. Maar de bewoners die later de Zeeuwse ei landen zouden bevolken, behoorden tot Neder duitse, rondschedelige stammen, vermoedelijk af komstig uil Holland en Brabant. Het onderscheid tussen deze twee rassen kwam ook naar voren bij opgravingen van kerkhoven uit de zestiende en zeventiende eeuw in het destijds verdronken land van Reimerswaal, Nieuwlande en Saaftinge en op het in zee verdwenen kerkhof bij Dom burg. Nabij Domburg werden ongeveer 188; schedels opgegraven uit de zevende tot de ne gende eeuw met een index van gemiddelc slechts zeventig procent (langschedelig). De be volking van het oostelijk deel van Zeeland wa echter, althans in de zestiende en zeventiende, eeuw, duidelijk rondschedelig, zo bleek uit de opgravingen in het verdronken land. Huizinga had slechts wetenschappelijke motie ven om naar Zeeland te gaan. Tot die motievei behoorde in ieder geval niet de opvatting van de anatoom Louis Bolk, in 1898 benoemd tot hoog leraar in de geneeskunde te Amsterdam ei grondlegger van de nieuwe Nederlandse anato mische school. Bolk schreef lang voor Huizing; dat de Zeeuwse bevolking 'niet alleen mag be schouwe! worden als de schoonste van het land maar als een der schoonsten van Europa', eei opmerking die Huizinga vol humor en me graagte mocht aanhalen.1 Het moment van onderzoek was goed geko zen, begin jaren vijftig van de vorige eeuw. D< herverkaveling die in Zeeland op handen was maakte het mogelijk daar - op een bijzonder plaats - onderzoek te doen. Huizinga ging naar Zeeland in het kielzog vai P. Glazema, directeur van de Rijksdienst voor he Oudheidkundig Bodemonderzoek in Nederland Hij beloofde Huizinga dat deze de beschikkin; kreeg over alle skeletten en schedels die zoudei worden opgegraven. Huizinga nam zijn jonge as sistent Pierre Vinken mee. Vinken: de maat van bet wervelkanaal Pierre Vinken (1927), kandidaat in de genees kunde, kon persoonlijk assistent van Huizing; worden.3 Zijn taak was het meten van schedels - recente, maar ook eeuwenoude - die zij opgroe ven op plaatsen waar vroeger een kerkhof hac gelegen (op bestaande begraafplaatsen moch men immers niet graven). Dus was het logiscl dat Vinken met Huizinga in het voorjaar van 195 meeging naar Nieuwerkerke op het Zeeuwse ei land Schouwen. Maar Vinken had nog een andei doel dan het meten van schedels. Het ging hen om de anatomie van het lumbale wervelkanaal het ruggenmergkanaal in het onderste gedeeltt van de ruggengraat, ter hoogte van en vlak bo ven het bekken. Voor de reden van die belang stelling moeten wij drie jaar teruggaan in tijd. In 1948 zag Henk Verbiest, neurochirurg aar de Utrechtse universiteitskliniek, drie patiënten die snel moe werden van staan of lopen. Hun be nen werden slap en ze kregen er een doof of tin telend gevoel in. Als ze gingen zitten, verdwenen de klachten. Hij maakte contrastfoto's van hel laagste stuk van het wervelkanaal en zag dat hei halverwege vernauwd was. als bij een zandloper

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 14