DE RELATIE TUSSEN ZEELAND, STAATS-VLAANDEREN EN HET BARRIÈRETRAKTAAT 99 .W. Stuij i 'it artikel handelt over de rol die Zeeland heeft gespeeld bij de totstandkoming van het zogenaamde l arrièretraktaat van 1715 en over de betekenis van dit traktaat voor de omvang van het achttiende- eeuwse Staats-Vlaanderen. Het barrièretraktaat was een militair traktaat dat door de Republiek werd gesloten met als doel het land te beveiligen tegen Franse aanvallen. Als voorpost van Zeeland was Staats- 1 laanderen uiterst belangrijk. Zeeland had reeds grote invloed in het middendeel van dat gebied, het z genaamde Committimus, dat het Land van Axel, Neusen en Biervliet omvatte. Het ligt daarom voor i hand ervan uit te gaan dat Zeeland bij de onderhandelingen en in het uiteindelijke resultaat een be- ingrijk aandeel heeft gehad. Om de diverse maatregelen in hun verband te kunnen plaatsen, wordt ieronder de achtergrond van dit barrièretraktaat belicht en de aanleiding tot het sluiten ervan. De politieke achtergronden en het voorspel' 9e totstandkoming van het barrièretraktaat liende een zuiver Nederlands belang, namelijk de defensie. Hierbij moet benadrukt worden dat het uitzonderlijk is dat een verdedigingslinie in een buurland wordt geprojecteerd. Dit vormt ook de reden dat hierover met buitenlandse mogend heden moest worden onderhandeld. Deze wat vrèemde situatie is slechts te begrijpen in het licht van de historische achtergronden. Hoewel Frankrijk tijdens de Tachtigjarige Oor log hulp had verleend aan de Republiek, was er in een later stadium sprake van een vijandige op stelling, wat in 1672 tot een climax kwam, toen de Republiek rechtstreeks door Frankrijk werd aangevallen. Daarbij kwam dat Frankrijk reeds tientallen jaren een veroveringsoorlog tegen de Spaanse Nederlanden voerde, die nog geruime ijd zou voortduren.2 Omdat het voor de Republiek belangrijk was dat de Spaanse Nederlanden als buffer zouden olijven bestaan, werden er na de Zevenjarige Oorlog Staatse garnizoenen gelegerd in Spaanse vestingsteden (1698). Dit zou kunnen worden be- ehouwcl als een barrière 'avant la lettre'. Deze toestand zou echter snel veranderen. Na iet overlijden van de Spaanse koning Karei 11 in 700, bleek dat een kleinzoon van Lodewijk xtv ils universeel erfgenaam was aangewezen. Deze besteeg als Filips v de Spaanse troon. Frankrijk bezette kort daarna de Spaanse Nederlanden en iet, in opdracht van de nieuwe Spaanse koning, de Staatse garnizoenen in de Zuid-Nederlandse vestingsteden naar huis sturen. Deze situatie was zowel voor de Republiek als voor Engeland bedr eigend.' Bovendien was een andere kandidaat voor de Spaanse troon, de zoon van de Oosten rijkse keizer, aan de kant geschoven. Daarom kwam er een verbond tot stand tussen de drie genoemde landen, de Grote Alliantie van 7 Sep tember 1701. Naast de zaken rond de verdeling van de Spaanse erfenis werd daarin aan de Repu bliek een barrière beloofd. De besprekingen over deze barrière begonnen reeds tijdens de in 1702 uitgebroken Spaanse Successieoorlog. Aanvanke lijk werden de onderhandelingen gevoerd met Engeland, waarbij verdragen werden gesloten. Deze werden later, in 1709 en 1713, gewijzigd. Na de Vrede van Utrecht op 11 april 1713 moes ten de onderhandelingen worden voortgezet met Oostenrijk, dat immers de Zuidelijke Nederlanden zou krijgen. De militaire aspecten In de onderhandelingen met Engeland was al duidelijkheid ontstaan over de opzet van de bar rière: deze moest aansluiten op de defensie in het gebied van de Republiek. Frankrijk zou vanuit het zuiden kunnen aanvallen via het dal van de Maas en eveneens in het vlakke land tot aan de kust, de sector tussen de Ardennen en de zee. De Ardennen zelf werden als ongeschikt beschouwd voor een optrekkend aanvalsleger.1 Een Franse aanval langs de Maas moest in Limburg en Op- per-Gelre worden opgevangen door de vestingen aan de rivier, terwijl inundaties langs de grote ri vieren met de daar liggende vestingsteden een aanval in het noorden van Brabant moesten stui ten.5 Zeeland lag min of meer veilig achter de Wes- terschelde, terwijl de provincie in het oosten werd gedekt door de linie van Bergen op Zoom naar Steenbergen. Bij een aanval vanuit het zui den zou de eerste stoot in de westelijke sector echter moeten worden opgevangen door Staats- Vlaanderen. Nu bestond Staats-Vlaanderen slechts uit een betrekkelijk smalle strook land ten zuiden van de Westerschelde. Daarom diende de defen sie daar door twee maatregelen te worden verbe-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 21