100 HET BARR1ÈRETRAKTA iT Afb. 1. De gevraagde uitbreiding van Staats-VIaanderen (tekening auteur). Legenda: grens van 1664, en g gebied ge vraagd in juli 1714, gebied gevraagd in oktober 1714, waterloop terd: ten eerste door de verbetering van de de fensie in liet gebied zelf en in de tweede plaats door een grensverschuiving in zuidelijke richting, waardoor de Staatse vestingen iets verder van de grens zouden komen te liggen en ook de inunda ties zouden kunnen worden verbreed. De defensie van de Republiek zou tevens wor den versterkt door een ver vooruitgeschoven gor del vestingen in de Oostenrijkse Nederlanden. Over deze barrièresteden en de geplande grens- verschuivingen in Vlaanderen, alsmede die in Opper-Gelre, moest worden onderhandeld met de Oostenrijkse keizer. Daartoe zonden de Sta- ten-Generaal afgevaardigden naar Antwerpen, waar de besprekingen zouden plaatsvinden. Het zal duidelijk zijn dat Zeeland, als een der leden van de Staten-Generaal, naast bemoeienis met de algemene opzet, zeker speciaal aandacht had voor het Zeeuwse aspect, dat wil zeggen voor de uitbreiding van Staats-VIaanderen. De onderhandelingen We beperken ons hier tot de zaak van de limie ten in Vlaanderen. De onderhandelingen over de barrièresteden en de grensverschuivingen in Op per-Gelre blijven buiten beschouwing. Reeds op 13 maart 1713 stelden de Staten van Zeeland vast dat de uitbreiding van de limieten belangrijk was voor de veiligheid van de provincie.6 Daarom konden zij zich zeker vinden in het voorstel van de Staatse vertegenwoordigers in Antwerpen op 3 juli 1714 om het gebied uit te breiden, waarbij d e grens zoveel mogelijk de waterlopen zou volgen Hierop volgde een Oostenrijkse reactie: met dezs grens zouden wel 50.000 onderdanen van de Zu - delijke Nederlanden naar de Republiek overgaan, alsmede een groot deel van de provincie Vlaan deren en de inkomsten daaruit." De redelijkheid van dit protest werd door de Nederlandse afge vaardigden erkend en de directeur der fortifica tiën De Bruyn kreeg opdracht een onderzoek in te stellen naar een redelijke aanpassing. Samen met een Oostenrijkse deskundige werd deze op dracht uitgevoerd. Al direct bleek dat het moei lijke onderhandelingen zouden worden, omdat de Oostenrijker het veelvuldig oneens was met De Bruyn en telkens met tegenargumenten kwam. Op 5 oktober 1714 verscheen het rapport van De Bruyn over deze gezamenlijke verken ning® Daar kwam bij dat Oostenrijk, nog voor De Bruyn uit zijn gegevens een voorstel had gefor muleerd, opnieuw protesteerde: een uitbreiding van de limieten hoorde niet in het barrièretrak

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 22