11 T BARRIÈRETRAKTAAT 103 z li echter uitstrekken van Boekhoute tot aan het kanaal van Sas van Gent, langs de Graaf Jansdijk. En in geval van oorlog dienden de sluizen in zo wel de Zijdelingse Dijk als de Graaf Jansdijk te worden versterkt. Rond Sas van Gent behoorden de limieten te worden uitgebreid tot kanon schotsafstand, ruim drie kilometer. Om de verbin ding van Staats-Vlaanderen met Brabant te verze keren, dienden de polders van Doel, Sint-Anna en Keetenesse te worden afgestaan. Bovendien v ilde men het recht hebben om in geval van oor- li >g Fort Perel, aan de Schelde, te bezetten, zodat n ien via de sluis tussen dit fort en Fort Sint-Marie inundaties zou kunnen uitvoeren. De Staten-Generaal behandelden de stand van z.iken in hun vergadering van 31 mei 1715. Wat spijtig werd geconstateerd dat de hoop op wat ruimere limieten niet in vervulling was gegaan. Om evenwel tot afhandeling te komen, zouden ei verder geen opmerkingen worden gemaakt. 1 aarna moest nog over allerlei details worden onderhandeld. Ook deze besprekingen verliepen vrij stroef. Ten slotte kwam op 15 november 1715 het barrièretraktaat tot stand. In artikel 17 werd 1 t aan de Republiek afgestane gebied in Vlaan deren nauwkeurig beschreven. Hierbij werden nauwelijks waterlopen gevolgd; de grens was eeels kunstmatig en lag gedeeltelijk langs dijken. 1 >e limietscheiding in de praktijk oen het barrièretraktaat eindelijk tot stand was gekomen, moest de tekst ter plaatse worden 'ver- t aid' in een duidelijke grens. Dit bleek op meer dere plaatsen grote moeilijkheden op te leveren, i lereerst in West-Vlaanderen. Doordat de Oos tenrijkse deskundige, luitenant-kolonel Cassanie, de in het traktaat genoemde 'Driehoek' op een t' >taal andere plaats lokaliseerde dan de Staatse i igenieur, kapitein Van Bommel, kwam de gepro- j- cteerde grenslijn op een volkomen ander traject l liggen. Om duidelijkheid te verkrijgen werd t en kaart van dit gebied gemaakt. De problemen t -n noorden van Sint-Laureins en bij Sas van C/ent waren minder groot. Deze zaken moesten door de afgevaardigden van beide partijen worden opgelost en dat ging niet van een leien dakje. Op 27 april 1716 schreef de Staatse vertegenwoordiger te Brussel dat de Oostenrijkse gedeputeerde de zaak duidelijk op de lange baan schoof. Dit had volgens hem te maken met de hevige protesten uit West-Vlaande- ren. Men had daar reeds in oktober 1715 een 7 ware delegatie naar de keizer in Wenen ge vuurd om te protesteren tegen het barrièreak- 1 oord. De Oostenrijkse afgevaardigde walde ken- elijk de beslissing van de keizer afwachten. De keizer reageerde inderdaad op deze laamse delegatie door eind 1716 zijn gevol machtigd minister De Prié naar de Nederlanden te sturen om over de diverse problemen te on derhandelen. Bij deze besprekingen vormden de financiële problemen, die voor de Staten-Gene raal uiterst belangrijk waren, het belangrijkste thema. Ten slotte kwam er op 22 december 1718 een correctie op het barrièretraktaat tot stand, het Traktaat van Limietscheiding genoemd. Het ge bied dat zou worden afgestaan, werd sterk inge krompen, waarmee tevens de in 1716 geconsta teerde verschillen van inzicht van de baan waren. De Staten van Zeeland en de onderhandelingen Toen duidelijk werd dat de aanvankelijk ge vraagde uitbreiding niet zou worden verleend, protesteerde Vlissingen in de Statenvergadering van 5 november 1714; men toonde zich geërgerd doordat de keizer had gesuggereerd dat de Repu bliek meer terrein zou vragen dan voor de veilig heid nodig was. Er kwam echter een bericht van de Staten-Generaal (resolutie van 29 november 1714), waarin werd medegedeeld dat men alle moeite zou doen om een zo groot mogelijke uit breiding van de limieten te verkrijgen, maar dat er veel tegenstand werd ondervonden van de Oostenrijkers. In de Statenvergadering van 4 februari 1715 werd een secrete resolutie van Middelburg be sproken."' Daarin werden de redenen om ge biedsuitbreiding te vragen duidelijk gemotiveerd. Door het hoger worden van de schorren en de daarop volgende bedijkingen was het Land van Biervliet en Caclzand verbonden met het vaste land, zodat de forten die daar lagen, hun waarde hadden verloren. Ook Sas van Gent had aan waarde ingeboet door het hoger worden van de schorren in Canisvliet, waardoor tevens het Land van Axel aan de zuidzijde open was komen te liggen. Bovendien kwam het Eiland van Axel en Neusen door het verlanden van het Axelse Gat steeds ongunstiger te liggen ten opzichte van Vlaanderen. Als dit eiland zou worden overrom peld, zou ook het Land van Hulst openliggen. Sa mengevat moest worden geconstateerd dat de 'frontieren' in Vlaanderen ernstig waren verzwakt. Daarmee lag ook de provincie Zeeland naar het zuiden toe open en als Zeeland in gevaar ver keerde, dan was dat eveneens met Holland het geval. Daarom was de Middelburgse raad eenpa rig van oordeel dat men niet van de uitbreiding der limieten mocht afzien, waarvoor de basis al was gelegd in de artikelen 2 en 9 van de Grote Alliantie van 1701. Men was evenwel beducht voor de weerstand van de keizer. Daarom wilde men hem het vol gende lokaas voorhouden: een aantal tijdens de Spaanse Successieoorlog veroverde steden in het

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 29