HET NATUURKUNDIG GENOOTSCHAP DER DAMES TE
MIDDELBURG (1785-1887)
81
Claudette Baar-de Weerd
Over de deelname van vrouwen aan het genootschapsleven in Nederland tijdens de achttiende eeuw, is
maar weinig geschreven. Een genootschap dat uitsluitend uit vrouwen bestond, was het in 1785 opge
richte Natuurkundig Genootschap der Dames te Middelburg. Hoewel het archief van dit genootschap in
1940 grotendeels verloren is gegaan, kan er toch nog iets van de beginjaren van dit genootschap gere
construeerd worden op basis van stukken die uit uiteenlopende archieven bij elkaar gebracht zijn, en
uil literatuur waarin het - nog immer bestaande - Natuurkundig Gezelschap Middelburg, waaruit het
Natuurkundig Genootschap der Dames is voortgekomen, is beschreven.
Wat eraan voorafging
In de tweede helft van de achttiende eeuw ont
stonden in Nederland diverse soorten genoot
schappen. Een genootschap kan, in tegenwoor
dige termen, het best omschreven worden als een
vereniging waar in besloten bijeenkomsten di
verse onderwerpen uit de wetenschap, de litera
tuur, de beeldende kunsten of uit het dagelijks le
ven besproken of toegelicht werden. Deze
samenkomsten van gelijkgestemden of vrienden
hadden een tweeledig doel: men kon zich bezig
houden met wetenschappelijke oefeningen of
theoretische verhandelingen en zij voorzagen in
de behoefte aan eikaars gezelschap. Deze combi
natie van 'nut en vermaak' was kenmerkend voor
het gezelschapsleven van de achttiende-eeuwers
en kwam voort uit het streven het economische
en sociale verval van die tijd een halt toe te roe
pen. Men probeerde op deze wijze gezamenlijk
de eigen kennis en deugd te ontwikkelen en zo
bij te dragen aan de verbetering van de samenle
ving. In de beginjaren werden vooral weten
schappelijke genootschappen gesticht, zoals de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te
Haarlem, opgericht in 1752, het Zeeuwsch Ge
nootschap der Wetenschappen en het Bataafsch
Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbe
geerte te Rotterdam, beide opgericht in 1769.
Deze genootschappen recruteerden hun leden
voornamelijk onder academici.
De belangstelling, vooral voor de proefonder
vindelijke natuurkunde, groeide, niet alleen door
de publicaties in wetenschappelijke tijdschriften,
maar ook door die in de spectatoriale geschriften.
Het gevolg hiervan was dat naast de academisch
geschoolden ook een breder publiek steeds meer
geïnteresseerd raakte in de technische ontwikke
lingen binnen de natuurwetenschappen en zich
hiermee als liefhebber bezig ging houden. Dit
leidde - ook in Middelburg - tot een tweede ge
neratie genootschappen, waarin vooral amateur
wetenschappers eikaars gezelschap zochten.
Vanaf zijn komst naar Middelburg in 1733 heeft
de geneesheer Leonardus Stocke (1710-1775)
voor een groep vrienden en bekenden colleges
gegeven in de 'Natuur- en Bespiegelende Ont
leedkunde'. Na zijn vertrek uit deze stad werden
de bijeenkomsten weliswaar voortgezet, maar van
enige regelmaat was geen sprake meer, totdat
zich in de jaren zeventig onder leiding van Leen
den Bomme (1727-1788), die de samenkomsten
uit zijn jeugd kende, een 'Natuurkundig Collegie
ontwikkelde waaraan niet alleen gegoede burgers
maar ook bestuurders deelnamen. De regelmaat
in de bijeenkomsten keerde terug. Op woensdag
29 november 1780 werden door de leden van het
reeds bestaande Natuurkundig Collegie de wetten
en bepalingen voor het op te richten uitgebreider
'Natuurkundig Gezelschapgearresteerd, waar
door het bestaan van dit genootschap geformali
seerd werd.'
Tot de initiatiefnemers behoorden onder meer
mr. Johan Adriaen van de Perre de Nieuwerve
(1738-1790), lid van de Zeeuwse aristocratie en
stedelijk regent te Middelburg, en de eerder ge
noemde Leendert Bomme, lakenkoopman, even
eens woonachtig te Middelburg. Genoemde he
ren werden respectievelijk voorzitter en secretaris
van het maximaal dertig leden tellende gezel
schap. Tien leden waren docerend lid, hetgeen
inhield dat zij de taak hadden voordrachten voor
de overige leden te houden, die soms vergezeld
gingen van demonstraties met instrumenten.
Deze bijeenkomsten werden, net als bij andere
soortgelijke genootschappen, uitsluitend door he
ren bijgewoond. In 1785 besloot Van cle Perre
echter enige dames uit te nodigen voor een na
tuurkundig college. Wat zou daar de reden van
zijn geweest?
Was zijn echtgenote of waren er misschien
meerdere echtgenotes van leden nieuwsgierig ge
worden naar de demonstraties die er plaatsvon
den? Of had Van de Perre een ander doel voor
ogen, zoals de verbetering van de ontwikkeling
van de vrouw? Hierop zinspeelt hij in zijn toe-