A YNWINSTEN RUILVERKEER
113
In Amstelodamum, Maandblad voor de kennis
vcvi Amsterdam 3 (2001) publiceert M.L. Wurf-
bain het artikel 'Gerbrant Adriaensz. Bredero en
de schilderkunst'. Bredero (1585-1618) is onge-
tw ijfeld een van onze bekendste dichters en to
neelschrijvers uit de zeventiende eeuw. Dat hij
ock schilder was, zal minder bekend zijn. Bre
dero is in de leer geweest bij de kunstschilder
Frans Ba(e)dens, en ook zijn halfbroer Pieter was
schildersleerling. Vader Adriaen Cornelisz. was
met veel beeldende kunstenaars bekend; zijn
zoon de dichter had kunstenaars van naam als
vriend. Uit een berijmd Antivoord op de Brief van
Jacob Barthout Feris soons Brief gedateerd mid
zomer 1613, blijkt dat Bredero nog in 1613 om
den brode schilderde.
Het Bulletin van de Koninklijke Nederlandse
Oudheidkundige Bond 1 (2001) is een thema-
nummer, gewijd aan Hans Vredeman de Vries
(1527-1606), een kunstenaar die schilder, orna-
m entontwerper, perspectiefdeskundige, architect,
m ithematicus en vestingbouwkundige was, een
veelzijdig kunstenaar dus. Gedurende de tweede
ht lft van de zestiende eeuw werkte hij in vele
st den en landen, maar het meest thuis was hij
waarschijnlijk in Antwerpen, de economische en
et lturele hoofdstad van Noord-Europa in het
d rde kwart van de zestiende eeuw. In 2002 zal
Vredeman de Vries uitvoerig belicht worden in
een grote tentoonstelling in het Museum voor
Si hone Kunsten te Antwerpen en nadien in het
Veserrenaissance Museum Schloss Brake te
L< mgo (Duitsland).
Holland, historisch tijdschrift 1(2001) is dit keer
zeer laat verschenen, wat te wijten is aan de
nieuwe gedaante van het tijdschrift. Voortaan zal
iedere aflevering voorzien zijn van een kleurenil
lustratie op de omslag, in dit geval een prachtig
g ;brandschilderd raam uit de St. Janskerk in
Gouda, met een detail uit Dirck Crabeths voor
telling van Jonas en de walvis. De illustratie
komt uit het artikel van L. Noordegraaf: 'Mece-
1 aat vóór en na de Opstand. Gebrandschilderde
glazen in Hollandse kerken gedurende de late
i ïiddeleeuwen en de vroegmoderne tijd'. Het was
een wijdverbreide gewoonte gebrandschilderde
ramen aan kerken te schenken. In het gewest
Holland blijken tal van uiteenlopende personen
en groepen, afkomstig uit verschillende sociale
geledingen, bij die schenkingen betrokken te zijn
geweest. De auteur stelt zich de vraag of er vanaf
I et einde van de zestiende eeuw een breuk met
het verleden heeft plaats gehad of dat er juist
sprake was van continuïteit in de ontwikkeling
van het mecenaat.
Saillant 2 (2001), het tijdschrift van cle Menno
van Coehoornstichting, brengt een artikeltje 'De
vesting Terneuzen', door D. van Nieuwenhuijzen.
Na de Belgische opstand in 1830 werd Terneuzen
opnieuw voorzien van vestingwerken ter verdedi
ging van de Westerschelde en het Kanaal van
Gent naar Terneuzen.
In Het Land van Beveren 2 (2001) worden
eveneens verdedigingswerken beschreven, maar
nu de 216 Duitse bunkers die in 1917 op de Lin
keroever van de Schelde gebouwd zijn, en waar
van er nog steeds 147 aanwezig zijn als getuigen
van een zwarte periode uit de Belgische geschie
denis (auteur R. van Meirvenne). In een volgend
artikel in hetzelfde tijdschrift belichten F. Buys
e.a. de 'Oorlogs- en aanverwante gedenktekens
te Beveren'.
Ook uit België ontving het Genootschap de
Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis
en Oudheidkunde te Gent (Nieuwe reeks, deel
liv, 2000). Afgezien van de jaarlijkse bibliografie
betreffende de geschiedenis van Gent, bevat het
boek alleen bijdragen die betrekking hebben op
de relatie tussen keizer Karei v en de stad Gent.
R. Vermeil" en L. De Grauwe gaan beiden in hun
artikel in op het Gentse karakter van de keizer:
de omstandigheden van zijn geboorte en zijn
taalgebruik. P. Arnade en M. Boone behandelen
de relatie tussen de keizer en zijn geboortestad
en de repressie van de Gentse opstand van 1540.
D. Lievois beschrijft het Hof ten Walle, meestal
Prinsenhof genoemd, waar Karei in 1500 geboren
werd en K. de Jonge plaatst het hof Ten Walle in
een ruimere context door het te vergelijken met
de Bourgondische residenties te Brugge en Rijsel.
Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur
wetenschappen (k.b.i.n.) te Brussel geeft jaarlijks
in drie reeksen het Bulletin uit: Biologie, Entomo
logie, Aardwetenschappen. De wetenschappelijke
artikelen zijn voor het merendeel in het Engels
geschreven, soms ook in het Frans, Duits of Ne
derlands. Biologie vol. 70 (Brussel 2000) bevat
veertien artikelen betreffende onderwerpen van
over de gehele wereld. Een malacologische bij
drage gaat over de inventarisatie van drie be
paalde soorten schelpen in het estuarium van de
Schelde: 'New records of Assiminea grayana (fil
ming, 1828), Myosotella myosotis (draparnaud,
1801) and Pisidium subtruncatum (malm, 1855)
(Mollusca: Gastropoda, Bivalvia) in the Scheldt
estuary'. L. Bruyndoncx e.a. deden hun waarne
mingen en tellingen op verscheidene plaatsen
tussen Gent en Vlissingen; zij onderzochten de
moerassige gronden langs de Schelde die alleen
bij springvloeden onder water staan.
In Entomologie vol. 70 (Brussel 2000) vinden
we een bijdrage van J.M. Maelfait e.a. over de
spinnen in het gebied van de Belgische kust:
'The richness and paucity of the spider fauna of