82
NATUURKUNDIG GENOOTSCHAP
Afb.l. Johan Adriaan van de Perre. za, kzgw, Zei.111. rv-718.
spraak ter gelegenheid van de eerste officiële ver
gadering van het Natuurkundig Genootschap der
Dames, dat door zijn inspanningen in 1785 wordt
opgericht.2 Hij vraagt zich daarin af of het beoefe
nen van wetenschappen voor vrouwen vermoei
ender is dan het beoefenen van muziek. Aan
deze bezigheid besteedde de vrouwelijke sekse
immers enige jaren van haar opvoeding. Een an
dere mogelijkheid die hij oppert, is de vraag of
de bescheidenheid van vrouwen maakt dat zij
zichzelf ongeschikt achten voor het beoefenen
van wetenschap. Als dit laatste het geval is, dan
vindt hij dat zij zich hierdoor niet moeten laten
afschrikken. Wat het beoefenen van de weten
schap betreft, moeten zij zich niet 'tot eene eeu
wige Kindschheid' laten verwijzen. Wanneer
vrouwen hun kennis met kunsten en weten
schappen uitbreiden, is dat naar zijn mening de
'kroon op hun hoofd', omdat zij zelf in staat zijn
hun kinderen de eerste beginselen van de weten
schappen bij te brengen. Hiermee ontheffen zij
hun echtgenoten van deze plicht, zodat die zich
op hun beurt kunnen wijden aan 'hunne Burger
lijke Plichten, aan God, het Vaderland en de Let
teroefeningen'. De dames hoeven volgens hem
niet bang te zijn dat zij de titel van 'savante' als
scheldnaam krijgen. De combinatie van opvoe
ding en wetenschappelijke scholing van hun na
komelingen, doet de scheldnaam teniet.5
Wat zijn beweegredenen ook geweest mogen
zijn, Van de Perre kreeg van het gezelschap 'Phy-
sica' toestemming een aantal dames uit Mid
delburg en omgeving uit te nodigen voor het
bijwonen van een natuurkundeles in de vergader
ruimte waar ook de heren bij elkaar kwamen.
Deze door de 'Heeren Leden' uitgekozen dames
werden met een eigenhandig geschreven uitnodi
ging door Van der Perre voor deze bijeenkomst
op 16 februari 1785 geïnviteerd.' De eerste les
was een succes en werd dan ook snel door een
tweede gevolgd. Dit initiatief resulteerde uitein
delijk in de oprichting van het Natuurkundig Ge
nootschap der Dames te Middelburg op 6 augus
tus 1785.
'Natuurkundig Genootschap Door Eenige Dames
opgericht
Na omstreeks 1770 maakte ieder genootschap
wetten waarin het doel van het genootschap, het
aantal leden, de contributie en dergelijke vastge
legd werden, waarmee de organisatie geformali
seerd werd. Ook het Natuurkundig Genootschap
der Dames te Middelburg stelde dergelijke wetten
op. Het ledental werd om praktische redenen
vastgesteld op veertig dames. De ruimte die men
ter beschikking had, een lokaal in de kostschool
van Henry Rabinel in de Noordstraat, was te klein
om aan meer personen plaats te bieden. Het ge
zelschap 'Physica' van de heren - het 'Heren Phy-
sica' - gebruikte hetzelfde lokaal. Ook hun leden
tal was door de beschikbare ruimte bepaald.
De eerste bijeenkomst van het damesgenoot
schap zou op de tweede woensdag in november
1785 plaatsvinden en vervolgens om de veertien
dagen tot het einde van het seizoen. De bijeen
komsten zouden van half zes in de namiddag tot
's avonds half negen duren. Het eerste half uur
was bestemd voor vergaderen, daarna zou de les
beginnen. Een docent met ervaring in 'de Proef
ondervindelijke Natuurkunde' moest de lessen
gaan geven. Zijn jaarinkomen werd vastgesteld
op honderd zilveren dukaten (circa vijfhonderd
gulden) en zijn echtgenote mocht, als buitenge
woon lid, de lessen gratis bijwonen. De docent
zou tevens de secretaris van het genootschap zijn
en de financiën bijhouden. De predikant C.H.D.
Ballot werd als eerste docent aangesteld.5 Als
handboek werd Natuurkundige Lessen, door
Proefnemingen bevestigd van Abbé Noliet ge
bruikt, omdat de heer Noliet al 'een Collegie, van
dien aart als het onze, voor Dames' gehouden
had.6 Ter bevordering van de belangen van het
genootschap werd een heer tot voorzitter van de
vergadering uitverkoren, mr. J.A. van de Perre.
Uit de leden die bij de oprichtingsvergadering
aanwezig waren, werden drie directrices geko
zen. Deze dames mevrouw Van de Perre, me
vrouw Mathias Pous en mevrouw Huijssen van
Kattendijke - vormden gedurende één jaar het
dagelijks bestuur. Teneinde de onkosten te dek
ken, werd de jaarlijkse contributie bepaald op
vier dukaten (circa eenentwintig gulden), een