134
de zeeuwse landbouw
Tabel 1Wijzigingen in de bedrijfsstructuur door de ruilverkaveling op Noord-Beveland.
(bron: Land- en tuinbouwblad zlm no. 3371,
11 maart 1977, blz. 9).
Aanvang ruilverkaveling
Afronding ruilverkaveling
(1961)
(1975)
Aantal bedrijven
233
147
Aantal kavels
1000
423
Gemiddeld aantal kavels per bedrijf
4.3
2.9
Gemiddelde oppervlakte per kavel (in ha)
6.3
14.5
Gemiddelde bedrijfsgrootte (in ha)
24.8
41.4
Over toevallige en betekenisvolle diversiteit
De bovenstaande beschrijving van het naoorlogse
landbouwbeleid en de naoorlogse ontwikkeling
van de Zeeuwse landbouw wekt de indruk dat er
sprake is geweest van een convergerende land
bouwontwikkeling in de richting van het zich
continu optimaliserende koploperbedrijf. Alhoe
wel er ontegenzeggelijk een proces van schaal
vergroting, afname van bedrijven en specialisatie
heeft plaatsgevonden, is er in de Zeeuwse land
bouw nog immer een zeer aanzienlijke variatie
in bedrijfsvoeringen en ontwikkelingspatronen
waarneembaar.11 In de gangbare economische en
technische landbouwwetenschappen werden (en
worden vaak nog steeds) de volgende verklarin
gen gegeven voor de waargenomen diversiteit in
de landbouw:
- Diversiteit is een teken van ongelijktijdigheid.
Het ene bedrijf ontwikkelt zich sneller dan het
andere, maar de richting is hetzelfde. Omdat
het ontwikkelingspad voor iedereen globaal
hetzelfde is, kan men spreken van voorsprong
of achterstand.
- Diversiteit is een verdwijnend fenomeen, een
erfenis uit het verleden. Naarmate de tijd vor
dert, zal de diversiteit afnemen.
- Diversiteit berust op toevalligheid. Het gaat om
beperkte verschillen, die altijd zullen optreden,
omdat volledige uniformering nooit mogelijk
zal zijn. Diversiteit moet daarom gezien wor
den als een logische spreiding rondom een be
paald gemiddelde."
Bovenstaande verklaringen zijn kenmerkend voor
de wijze waarop landbouwwetenschappers om
gaan met diversiteit en tevens voor de vorm en
inhoud van de landbouwwetenschappen binnen
het moderniseringsproject van de Nederlandse
landbouw.
De economische en technische wetenschappen
hebben een belangrijke impuls gegeven voor de
continue modernisering van de Nederlandse
landbouw, onder andere door de ontwikkeling
van bedrijfseconomische vergelijkingen en advie
zen, hoogproductieve rassen en arbeidsbespa
rende technologie. Een ernstige tekortkoming van
de landbouwwetenschappen is dat ze in toene
mende mate van de werkelijkheid vervreemd zijn
geraakt. In plaats van de landbouwbeoefening te
beschrijven en te begrijpen, zijn de economische
en technische landbouwwetenschappen in toene
mende mate gaan voorschrijven hoe de land
bouwbeoefening zou moeten zijn. Wat de heden
daagse landbouwwetenschappen bestuderen, is
zodoende verworden tot een virtuele construc
tie.'5 En in die virtuele constructie is de agrariër
niet langer een doelbewust en strategische han
delende actor, maar is zijn rol gereduceerd tot die
van homo economicus. Het is met betrekking tot
deze karakterisering dat het normatieve karakter
van de hedendaagse landbouwwetenschappen
tevoorschijn komt. Immers, hij die weet te vol
doen aan het wetenschappelijk geformuleerde
optimum (van het door diezelfde wetenschap ge
creëerde beeld omtrent de noodzakelijk geachte
wijze van landbouwbeoefening), wordt - in ter
men van de moderniseringsideologie - geclassifi
ceerd als modern ondernemer.
Kritiek op het normatieve en prescriptieve
karakter van de economische en technische land
bouwwetenschappen, de bij voorbaat weten
schappelijke ontkenning van diversiteit als bete
kenisvol fenomeen en de homo economicus als
dominant wetenschappelijke beeld van de boer
gecombineerd met de constatering dat er vele
duizenden levensvatbare boerenbedrijven in Ne
derland zijn die bij lange na niet aan de kenmer
ken van het koploperbedrijf voldoen, gaven eind
jaren tachtig de aanzet tot een omvangrijk onder
zoeksprogramma door Wageningse ruraal socio
logen. Dit onderzoeksprogramma, dat onder de
noemer bedrijfsstijlenonderzoek door het leven
ging, had tot doel de diversiteit in de landbouw
te beschrijven en te begrijpen en daarmee ook
antwoord te geven op de vraag of diversiteit een
toevallig of betekenisvol fenomeen is. Gedurende
de jaren negentig zijn in diverse delen van Ne
derland bedrijfsstijlenstudies uitgevoerd, waaron-