DE ZEEUWSE LANDBOUW 139 Tabel 3- Relatie tussen bedrijfsstijlen en patronen van 'inspelen op prijsdalingen', gebaseerd op een enquête onder 162 Zeeuwse akkerbouwers (bron: Wiskerke 1997). In de groep van de 162 respondenten waren geen biologische boeren vertegenwoordigd. Daarom ontbreekt deze bedrijfsstijl in deze tabel. Vernieuwen Biologisch Duurzaam Zuiniger Deeltijd produceren groeien boeren hoeren Kiloboer 0 0 Machineboer 0 Zuinige boer - 0 Plantenteler - 0 - Arbeidsintensieve boer 0 - verbreding als toekomstperspectief gediskwalifi ceerd. De toekomst van de Zeeuwse landbouw, door gaande modernisering of verbreding Kijken we over tien jaar terug op de Zeeuwse landbouw in de jaren negentig, dan zullen we deze periode zeer waarschijnlijk als een keerpunt in de ontwikkeling van de landbouw beschou wen. In de jaren negentig drukten nieuwe maat schappelijke normen en waarden in toenemende mate hun stempel op de contouren van de land bouwontwikkeling. Duurzame ontwikkeling, die renwelzijn, transparantie van het productie- en verwerkingsproces, multifunctioneel grondge bruik en voedselveiligheid zijn de trefwoorden die in de tweede helft van de jaren negentig het debat over de toekomst van de landbouw zijn gaan domineren. Wat dit mogelijkerwijs betekent voor de landbouw in Zeeland in de nabije toe komst, werd reeds in 1992 door een Walcherse boer op treffende wijze uitgelegd: De grotere boeren met de moderne bedrijven zijn eigenlijk stil blijven staan. Waardoor dat komt? Ik denk dat het voor een deel op toeval berust, op persoonlijke omstandigheden. Maar die kleine boertjes hadden het idee van 'we moeten een beetje krauwen om bij te blijven'. Die grotere hadden, denk ik, het gevoel dat ze weinig hoef den te doen om bij te blijven. Om die reden denk ik ook dat de boeren op Noord-Beveland zichzelf nog wel eens tegen komen. Die hebben jarenlang veel verdiend zonder daar veel moeite voor te doen, terwijl er hier altijd veel werd en wordt geritseld; de één haalt z'n geld zus binnen en de ander zo. Deze woorden blijken heden ten dage meer dan waar te zijn. De landbouw op Walcheren staat er relatief gunstig voor en heeft alle ingre diënten om uit te groeien tot het schoolvoorbeeld van duurzaam multifunctioneel grondgebruik. De situatie in het gebied dat tot voor kort (en voor sommigen nog steeds) als voorbeeld gold, Noord-Beveland, lijkt minder rooskleurig. De ge specialiseerde grootschalige akkerbouw kon daar mede ontstaan door met behulp van veel vreemd vermogen te investeren in bedrijfsvergroting en arbeidsbesparende mechanisatie en dat maakt deze bedrijven - in tijden van handelsliberalisatie, dalende prijzen en strengere milieuwetgeving - financieel bijzonder kwetsbaar. Het is wat dat be treft ook tekenend dat op Noord-Beveland veel akkerbouwbedrijven al geruime tijd te koop staan. Terugkomend op de inleiding van deze bij drage: is de geringe omvang van landbouwbedrij ven zorgwekkend voor de toekomst? Mijn conclu sie luidt dat het juist een zegen is voor de Zeeuwse landbouw. Op de zogenaamde 'te kleine bedrijven' hebben boeren reeds lange tijd terug voor het spoor van verbreding gekozen in plaats van het volgen van het moderniseringside- aal. Dit maakt ze flexibel en minder afhankelijk van de prijsontwikkeling van de gangbare akker bouwproducten. En door deze verbreding vooral te financieren uit eigen middelen, hebben deze bedrijven ook een buffer om financieel slechtere tijden op te vangen. De achterblijvers van weleer - de zuinige boeren en arbeidsintensieve boeren of, in regionaal perspectief, de Walcherse en Thoolse landbouw - zullen de blijvers blijken te zijn. Zij realiseren, over de jaren heen, vaak de hoogste gezinsinkomens. In bedrijfseconomische vergelijkingen en statistieken komt dit vaak niet tot uiting, omdat neventakken, niet-agrarische ne venactiviteiten en inkomsten van buiten het be drijf onvermeld blijven. Op basis daarvan kunnen gemakkelijk foute conclusies worden getrokken en beweringen worden gedaan. Willen weten schappers en beleidsmakers daadwerkelijk een bijdrage leveren aan duurzame plattelandsontwik keling, dan zullen ze eerst de landbouw als pluri forme handelingspraktijk moeten leren zien en begrijpen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 21