DE ZEEUWSE NATUUR
145
Afb.4. 'Natuur voor mensen.'
tb.3- Op veel plaatsen werden al nieuwe drinkputten
.ingelegd.
lit naar spectaculaire en aaibare soorten: cle
meeste vogels, maar ook de zeehond, de das, de
hamster en de dagvlinders. In Zeeland heeft
vooral ook cle boomkikker een zekere populari
teit verworven.
Tot de natuur behoren echter ook soorten die
net publiek minder aanspreken en zelfs weer
stand oproepen: slakken en pissebedden, wolven
en vossen. Op grond van het Biodiversiteitver-
drag van Rio de Janeiro van 1992 is ook Neder
land verplicht tot het behoud van genen, soorten
en ecosystemen, ook al spelen die niet direct een
rol als attractie voor het publiek. Ook zij zullen
beschermd moeten worden en dat kan in conflict
komen met de gepropageerde publieksvriende
lijkheid. Dit geldt naar twee kanten: bepaalde
soorten of natuurlijke milieus kunnen onaange
naam of gevaarlijk zijn voor de mens (men denke
aan het Land van Saeftinghe) en vele soorten zijn
ceer ketsbaar voor menselijke invloeden.
Het conflict is in feite al eeuwenoud. Altijd
neeft de mens getracht zich te ontworstelen aan
de natuur, aan de 'woestine', aan de boze wolf
an Roodkapje. In de zeventiende eeuw is men
begonnen eigengemaakte natuur te creëren in de
orm van strak aangelegde parken. Eind acht
tiende eeuw werd in Engeland de landschapsstijl
mtwikkeld, waarbij het aangelegde landschap
weer zoveel mogelijk op de echte natuur mocht
ijken. Gedurende cle laatste eeuw is de belang-
telling en cle eerbied voor de echte wilde natuur
ipgekomen. Daarbij is het besef gegroeid dat cle
natuur in haar totale diversiteit een bestaansvoor
waarde voor de mensheid is. In het bovenge
noemde verdrag wordt dit ook erkend. Toch lijkt
lit uitgangspunt voor cle huidige Nederlander te
toog gegrepen. Natuur moet leuk blijven en niet
gevaarlijk worden. We bepalen zelf wel wat we
willen verbouwen: natuur voor mensen. Hoe
Roodkapje nog in ons allen leeft, bleek anno
2000 toen geruchten over een loslopende wolf -
een soort clie vanouds tot cle Zeeuwse natuur
heeft behoord - in Zeeuws-Vlaanderen opdoken.
Voor dergelijke natuur is in ons denken nog geen
plaats.
De balans
'Het gaat goed met de Zeeuwse natuurgebieden,
maar slecht met cle Zeeuwse natuur.' Dit is de
eerste zin uit de Provinciale Nota Soortenbeleid
(april 2001). In deze paradox is cle recente ont
wikkeling van cle natuur en de natuurbescher
ming in Zeeland treffend samengevat.
Het gaat goed met cle natuurgebieden in Zee
land. Voor het eerst neemt in de laatste jaren cle
oppervlakte aan natuurgebied weer toe. Dat is
gedeeltelijk te danken aan cle beter geregelde be
scherming van natuurwaarden: grote delen van
de Zeeuwse wateren, de voordelta, maar ook de
dijken en cle kreken zijn nu als natuurgebied er
kend en genieten wettelijke bescherming. Maar
bovendien zijn er natuurgebieden bijgekomen:
marginale landbouwgronden clie (al dan niet bin
nen het kader van landinrichtingsprojecten) aan
cle landbouw zijn onttrokken en als natuurgebied
kunnen worden ingericht. Vooral deze laatste ca
tegorie natuurgebieden zorgt ervoor dat het
Zeeuwse landschap er ook daadwerkelijk anders
uit gaat zien. In het Prunjegebied op Schouwen,
in de Van Haaftenpolder op Tholen, aan cle zuid
kust van dat eiland, maar ook in De Blikken en
de Sophiapolder in West-Zeeuws-Vlaanderen is
cle nieuwe natuur al duidelijk zichtbaar. De na
tuurontwikkeling gaat in dergelijke gebieden
snel; wat eerst een treurig stemmende bulldozer
vlakte is, evolueert al spoedig tot een lusthof
voor vogels. Ook op Walcheren en in het gebied
van de Schenge en de Zwake op Zuid-Beveland
staan nog grote dingen te gebeuren.
Het gaat ook goed met cle natuurbescherming.
De vele organisaties op dit gebied: Natuurmo
numenten, Staatsbosbeheer, cle Stichting Het