146
DE ZEEUWSE NATUUR
Afb.5. Landbouwers worden ingeschakeld bij het natuurbe
heer.
Zeeuwse Landschap en de regionale natuurbe
schermingsverenigingen verheugen zich in een
toenemende belangstelling. De natuurbeheerders
hebben hun beheersoppervlak spectaculair zien
toenemen en kunnen zich uitleven op het be
heer, dat intensiever wordt uitgeoefend dan ooit
tevoren.
Toch gaat de natuur in Zeeland nog steeds
achteruit. Is de natuurbescherming dan op de
verkeerde weg? Zeker niet. De achteruitgang
wordt veroorzaakt door factoren die buiten het
bereik van de natuurbescherming liggen. De
enorm toenemende druk van de mensheid op het
milieu en de ruimte leidt tot een nog steeds door
gaande verdroging, vermesting, verzuring, veront
reiniging en versnippering. Dit is een mondiaal
probleem, waar de Zeeuwse bestuurders en be
heerders weinig aan kunnen doen. Maar ook in
Zeeland zelf leidt de natuur onder de menselijke
expansiedrift. Ook al gaat de ontwikkeling hier
veel minder snel dan in de ons omringende ver
stedelijkte gebieden - Zeeland is nog steeds een
donkere, stille, geïsoleerde plek midden in een
groot industrielandschap en daar moeten we
dankbaar voor zijn - toch neemt ook hier het be
slag op de ruimte toe. Nieuwe verkeersverbindin
gen, de verdieping van de Westerschelde en de
toenemende recreatiedruk veroorzaken nog
steeds een voortschrijdende versnippering van
het landschap. Ondanks de vergroting van de op
pervlakte van de natuurgebieden gaat de onder
linge samenhang steeds meer verloren, waardoor
planten en dieren in een isolement raken.
Ook het Deltaplan met zijn compartimente-
ringsdammen heeft, hoe goed het ook bedoeld
was, tot onderlinge isolatie van de verschillende
wateren geleid, waardoor het geheel in dit geval
minder is geworden dan de som van de delen.
Een van de grootste problemen is de zandhonger
van de Oosterschelde, waardoor de schorren,
slikken en platen onze grootste natuurlijke
schat in snel tempo afkalven en in de geulen
Afb.6. De schorren in het Oosterscheldegebied kalven
steeds verder af.
verdwijnen.
Daarom zal het herstel van de natuur in Zee
land niet alleen afhankelijk zijn van de grootte
van de natuurgebieden, maar vooral ook van hun
onderlinge samenhang. De nadruk komt dan te
liggen op het beheer van de tussenliggende
ruimte, het agrarische landschap. De scheiding
tussen agrarisch gebied en natuur, die ten tijde
van de grote ruilverkavelingen steeds strikter
werd doorgevoerd, zal weer gedeeltelijk onge
daan gemaakt moeten worden.
Een gelukkige omstandigheid daarbij is dat de
traditionele controverse tussen boeren en natuur
beschermers nagenoeg is verdwenen. De twee
partijen zijn elkaar beter gaan begrijpen en heb
ben elkaar ook nodig. Ze zijn daarom ook meer
bereid tot samenwerking. De natuurbeschermers
richten hun beleid steeds meer op productie van
natuurwaarden, de boeren zijn - zij het min of
meer noodgedwongen door hun precaire econo
mische situatie - bereid om mee te werken aan
deze vorm van produceren.
Al met al is de ontwikkeling van de natuur in
Zeeland, net als elders in Nederland wel groten
deels het resultaat geworden van menselijk ingrij
pen. Daarmee is het natuurbeleid onderwerp ge
worden van politieke besluitvorming (zie de
enorme stroom beleidsnota's) en afhankelijk van
de maatschappelijke en economische ontwikke
lingen. Natuur is er voor mensen en natuur die
voor mensen oninteressant of zelfs gevaarlijk is,
mag niet meedoen. De natuur is daardoor op een
heel andere manier kwetsbaar geworden, name
lijk voor de grillen van de politiek en voor onver
wachte maatschappelijke gebeurtenissen. Zo
heeft de bestrijding van de recente mond- en
klauwzeerepidemie ernstige consequenties gehad
voor het natuurbeheer. Onder meer mochten de
Zeeuwse schaapskudden wekenlang niet naar
buiten, waardoor ziektes gingen optreden.
De natuurbescherming is daarmee in een di
lemma geraakt. Vanouds is het haar doel geweest