DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN ZEELAND TIJDENS DE
JAREN NEGENTIG
148
Han Luijk
In het laatste decennium van de vorige eeuw zette de vergrijzing van de Zeeuwse bevolking verder door
en groeide het aantal niet-Nederlanders. Toch bleef het aandeel van allochtonen ver onder het landelijk
gemiddelde. Net als in de rest van ons land nam het tempo van de ontgroening af.' Zeeland bevindt
zich wat dit betreft ongeveer op het landelijk gemiddelde.
Aan het eind van de twintigste eeuw had Zeeland niet een half miljoen, laat staan de driekwart mil
joen inwoners bereikt waarvan in de Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland in 1966
werd uitgegaan.2 Uit vrees voor een te sterke bevolkingsconcentratie in West-Nederland werd tussen
rijks- en provinciale overheid overeengekomen dat Zeeland voor het jaar 2000 een bevolkingsaantal
van driekwart miljoen zou nastreven. Door onder andere de pilknik.' in de jaren zeventig en de minder
groot uitgevallen ontwikkeling van het Scheldebekken telde Zeeland in 2000 echter slechts ongeveer de
helft van de beoogde driekwart miljoen inwoners.
Korte terugblik op de periode vanaf 1970
Voor we de demografische situatie van Zeeland
in de jaren negentig aan een gedetailleerde be
schouwing onderwerpen, eerst een globaal beeld
van de laatste drie decennia van de vorige eeuw.
In jaren zeventig groeide het aantal inwoners in
Zeeland met gemiddeld vijfhonderd per jaar door
de buitenlandse migratie. De binnenlandse migra
tie liet jaarlijks gemiddeld zelfs een groei van
tweeduizend personen zien. De vestiging van
(buitenlandse) bedrijven in het Sloegebied en de
Kanaalzone heeft in die tijd grote invloed op
deze vestigingsoverschotten gehad. Daarnaast
was er in die periode ook een gemiddeld jaarlijks
geboorteoverschot van 1800. Deze cijfers maak
ten dat Zeeland in de jaren zeventig bij de pro
vincies hoorde die relatief het snelst in inwoner
aantal groeiden.
De jaren tachtig weken hier in zoverre van af,
dat er niet meer sprake was van een binnenlands
vestigingsoverschot, maar van een jaarlijks ver-
trekoverschot van gemiddeld 750. De in die tijd
minder florerende economie zal daaraan onge
twijfeld mede debet zijn geweest. Het geboorte
overschot liep in deze tijd terug tot gemiddeld
1100 per jaar. Alleen de buitenlandse migratie
bleef ongeveer gelijk aan die van de jaren zeven
tig-
In de jaren negentig kwam de binnenlandse
migratie gemiddeld op een saldo van ongeveer
nul per jaar, gezien het vertrekoverschot in de ja
ren tachtig dus een verbetering. Opmerkelijk is
dat de buitenlandse migratie jaarlijks een positief
saldo van ongeveer duizend haalde en daarmee
gemiddeld op een hoger niveau lag dan in de
twee decennia daarvoor. Het geboorteoverschot
liep in de jaren negentig echter nog vérder terug
tot gemiddeld ongeveer achthonderd per jaar.
Met deze cijfers is Zeeland een provincie gewor
den die, vergeleken met het Nederlands gemid
delde, nog slechts een kleine relatieve groei ver
toont. Gelet op de omvang van de relatieve
bevolkingsgroei per provincie verschoof Zeeland
in het tijdsbestek van drie decennia van de kop
groep naar de achterhoede.
De binnenlandse migratie in de jaren negentig
Een gedetailleerdere beschouwing van het bin
nenlands migratiesaldo laat zien dat er opmerke
lijke verschillen zijn per leeftijdsgroep (figuur 1).
Nog steeds blijken er meer jongeren Zeeland te
verlaten dan zich er te vestigen. Het betreft met
name hoogopgeleide jongeren van wie circa
tachtig procent hun opleiding vervolgt aan een
universiteit of hogeschool elders in Nederland.
Men kan dus stellen dat er in Zeeland sprake is
van een heuse braindrain.
Het beperkte aanbod van tertiair onderwijs in
deze provincie is daar debet aan. De Hogeschool
Zeeland, waarvan meer dan de helft van de stu
denten van buiten Zeeland afkomstig is, had aan
het eind van de jaren negentig ruim duizend stu
denten meer dan aan het begin. Vermeldens
waard is dat deze hogeschool vooral aan het eind
van de vorige eeuw erin slaagde extra buiten
landse studenten aan te trekken, zodat er in 2001
zelfs 1200 studenten ingeschreven staan. Dit alles
heeft echter onvoldoende gewicht in de schaal
gelegd om het vertrekoverschot van jongeren te
kunnen keren.
Jongeren willen in het algemeen wel in Zee
land blijven, zo blijkt uit het onderzoek Starten
op Walcherenwaarin onder andere leerlingen
van de tweede en de derde klas van het voortge
zet onderwijs ondervraagd werden.3 Uit dit on-