Gargon, toen ze daar een vermaard geneesheer waren gaan raadplegen. Na het overlijden van Maria in 's-Hertogenbosch werd Van de Putte getroost door Gargon. Van de Putte zorgde er daarna voor dat Gargon in 1702 te Serooskerke op Walcheren als predikant werd beroepen. De vader van Herman van de Putte was lakenkoper in De Witte Leeuw aan de Lange Delft, oprichter van de buskruitmolen De Grenadier en reder van kaperschepen.7 Tevens was de familie betrokken bij de handel in ijzerwaren en metalen. Hermanus zelf was puissant rijk, wat hij mede te danken had aan de kaapvaart, vooral tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1713). Hij was boek houder, dat wil zeggen dat hij de uitrusting van schepen en de werving van manschappen regelde en over het geheel de supervisie uitoefende. Hij was dus verantwoordelijk voor de financiële administratie, de uitrusting en de reis van een schip. Er mochten geen schepen ter 'Oorloge of op Vrijbuyt uitvaren sonder behoorlicke Commissie' van de admiraal-generaal of, toen er tijdens de Spaanse Successieoorlog geen stadhouder was, van de Staten-Generaal. Van de Putte was belast met het aanvragen van dergelijke commissies. Voor deze werkzaamheden kreeg hij een beloning. Zelf nam hij ook deel aan het uitrusten van de kaperschepen. Figuur 2. Huis De Griffioen, begin 20ste eeuw. ZA, Gem. Archief Middelburg, A 1372. Voor Van de Putte voeren dertien schepen: negen kapers en vier schepen in de vaart op Afrika, die (smokkel)handel dreven in buskruit, geweren een dergelijke. Hij behaalde 234 prijzen, die samen met de commissievaarders minimaal 1.825.089 hebben opgebracht.8 Op 15 juli 1720 werd de Middelburgse Commercie Compagnie opgericht. Het stadsbestuur van Middelburg - Van de Putte was in 1717 schepen en burgemeester van de stad geworden - benoemde Willem van Citters, Hermanus van de Putte en Coenraad Coenraets tot provisionele gecommitteerden. Van de Putte werd directeur, belast met het departement thesaurie. Deelname in deze compagnie was een kostbare zaak: het kostte duizend ponden Vlaams om hoofd participant te worden.9 Volgens Van der Bijl was Van de Putte intekenaar voor 9000 ponden Vlaams als belegging van de excessieve winsten die hij tijdens de Spaanse Successieoorlog had gemaakt. Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat Van de Putte een slavenhandelaar geweest is. De Commercie Compagnie hield zich de eerste jaren na de oprichting in 1720 vooral met goederenhandel bezig en Van de Putte overleed op 14 februari 1724 te Serooskerke. Uit het huwelijk van Hermanus van de Putte en Maria van den Brande werden twee kinderen geboren: Cornelis en Maria Johanna. 12 De buitenplaats De Griffioen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 13