I.H.J. Poissonnier, Zooveel zijne kleine boekverzameling gedoogde. De bibliotheek van de Oostburgse advocaat en amateur-hisoricus Mr. Johannes Egberts Risseeuw (i 798-1869). Heemkundige Kring West-Zeeuws-Vlaanderen, (zonder plaats) 2001. 201 blz., met omslag in kleur en vele zwart-witillustraties en diverse biblio- en biografische bijlagen. ISSN 1381-9542. Op 9 augustus 1869 werd te Oostburg de nalatenschap van mr. Egberts Risseeuw geveild. Een interessante collectie boeken, manuscripten, atlassen etc. maakte daarvan deel uit. I.H.J. Poissonnier heeft de catalogus van die veiling teruggevonden en geeft ons in boven genoemd boek een beeld van Risseeuw en zijn collectie, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar het boeken- en tijdschriftenbezit en minder naar de kaarten en atlassen. Aan objecten die regionaal interessant zijn of helpen bij de beeldvorming van Risseeuws tijd wordt eveneens aandacht besteed. Na een levensbeschrijving van Risseeuw en diens boedelbeschrijving (in hoofdstuk 2 en 3), gaat Poissonnier tamelijk uitvoerig in op de juridische vakbibliotheek (hoofdstuk 4), die het belangrijkste deel van de collectie vormt, en op de boeken en kaarten die betrekking hebben op de geschiedenis en de geografie (hoofdstuk 5). In de hoofdstukken 6 tot en met 9 komen de werken over taal- en letterkunde, theologie en filosofie, algemene werken, natuur- en toegepaste wetenschappen, school boeken en kranten en tijdschriften aan bod. In hoofdstuk 10 concludeert Poissonnier onder andere dat Risseeuws actieve belangstelling vooral uitging naar geschiedenis en geografie. De vele romans in de collectie en het geringe aantal natuurwetenschappelijke werken bestempelen Risseeuw als iemand die thuishoort in het post-Verlichtingstijdperk. Risseeuws eigen gedrukte werken en nagelaten manuscripten komen in hoofdstuk 11 aan bod. Een deel van die manuscripten heeft betrekking op de 'nutsverhandelingen' die hij hield voor de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in het departement Groede. De collectie wordt gecompleteerd met een categorie diversen in hoofdstuk 12. Opbrengsten, prijzen en kopers van kavels op de veiling die na de dood van Risseeuw werd gehouden, worden in hoofdstuk 13 behandeld. Het merendeel van de kopers, en dat verbaast mij niets, had een intellectueel beroep. Zij immers waren de weinigen met voldoende geestelijke bagage en met daaraan gekoppeld voldoende financiële middelen om zich 'luxeartikelen' zoals boeken te kunnen permitteren. In hoofdstuk 14 wordt Risseeuws belang als amateur historicus behandeld. Jansen en Van Dale, Van Empel en Pieters noemen hem meermaals in hun werken. In de standaardwerken van M. Gottschalk komt hij echter niet voor. Waarschijnlijk achtte zij hem te weinig weten schappelijk. In hoofdstuk 15 vat Poissonnier een en ander samen en geeft hij aan dat de akte van boedelbeschrijving, de veilingcatalogus en het proces-verbaal van de verkoping de basis van zijn studie hebben gevormd: met informatie uit deze documenten kon de bibliotheek worden gereconstrueerd. Afsluitend mogen we concluderen dat Zooveel zijne kleine boekverzameling gedoogde een overzichtelijk, goed opgebouwd boek is geworden met informatie die overeenkomt met wat titel en inleiding beloven. De lezer krijgt een duidelijk beeld van de bibliotheek van Risseeuw en ook van Risseeuw als persoon in zijn tijd en zijn diverse hoedanigheden. Tekst en illustratie op de omslag wekten, bij mij althans, direct nieuwsgierigheid naar de inhoud op. De talloze illustraties bij de tekst verduidelijken onder meer een aantal titelbeschrijvingen, die voor velen toch wat abstract zullen zijn, en doen ernaar verlangen de originele uitgaven eens vast te mogen houden en in te kijken. Kortom, een boeiende en informatieve uitgave! Ik zou het op prijs stellen wanneer er nog meer van dergelijke 'bibliotheek en bibibliotheek- eigenaar besprekende' boeken het licht zouden zien. P.E.W.H. Everaers 38 B o e k b e s p r e k in g e n

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 39