Bondig zijn impliceert immers dat uitzonderingen
en allerlei leuke voorbeelden achterwege moeten
blijven of dat daaruit een selectie moet worden
gemaakt. Bovendien is er weinig plaats voor
nuances. Helder zijn impliceert dat de materie
in enkele treffende zinnen wordt samengevat.
Als we in aantallen en oplagen denken, dan zijn
boeken voor het geïnteresseerde publiek eigenlijk
in hogere mate verantwoordelijk voor de
verruiming van onze collectieve kennis over het
verleden dan wetenschappelijke uitgaven.
Koppelen we dit gegeven aan de publieke opinie
over bijvoorbeeld het behoud van landschaps
elementen, kreken, dijken, forten, oude bomen
en dergelijke, of historische gebouwen, kerken,
boerderijen, raadhuizen, kastelen, dan vervult het
populariserende geschiedenisboek een belangrijke
maatschappelijke rol. Het kan die rol echter
alleen dan vervullen, als wetenschappers zich
eerst van hun taak hebben gekweten. Het is
overigens jammer daarbij vast te moeten stellen
dat laatstgenoemden zo vreselijk intensief moet
lobbyen om hun onderzoek te kunnen realiseren.
Kennelijk slagen zij daar pas in als het collectief
bewustzijn wakker wordt. Dit gebeurt bijvoor
beeld bij het opdoeken van bestuursorganen en
het beëindigen van bedrijven. Ook kan het
collectief gevoelen geraakt of zelfs gekrenkt
worden, zoals bij het beschrijven van belangrijke
gebeurtenissen als de Tweede Wereldoorlog en
de Stormramp 1953. Vreemd toch dat overheden
gemakkelijker enkele tonnen uitgeven aan een
projectbureau voor het ontwikkelen van een plan
voor een gebied, waarvan de uitkomst politiek
lang niet altijd even zeker is, terwijl er voor
gedegen historisch onderzoek al bedenkelijk
wordt gekeken alvorens er nog maar een euro is
uitgegeven. Een gefundeerd historisch kader
waarbinnen plannen voor ruimtelijke ordening
worden ontwikkeld, ontbreekt dan ook veelal.
Wat dit betreft is de archeologie de geschied
beoefening voorbijgestreefd.
We keren terug naar de vergelijking van het
wetenschappelijke boek en het populaire geschie
denisboek. Met het publiceren van een populair
geschiedenisboek neemt men een grote
maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich,
die men zich veelal niet ten volle realiseert.
Of het nu de Provincie met haar smaakvolle
cultuurhistorische uitgaven betreft, de reeks
Ach Lieve Tijd of een willekeurige reeks speciale
uitgaven van een heemkundige kring of
oudheidkundig genootschap, de impact is niet te
onderschatten. Het summum in deze blijven
natuurlijk altijd die wetenschappelijke werken die
vanwege hun bijzondere onderwerp of vlotte
schrijfstijl het grote publiek weten te bereiken,
zoals onder meer enkele werken van Le Roy
Ladurie.24
Figuur 3.
Emmanuel Le Roy Ladurie.
Conclusies en vooruitblik
De kwantitatief-comparatieve geschiedbeoefening
heeft vele positieve kanten. De bewerking
van grote hoeveelheden homogeen, uniform en
langlopend cijfermateriaal leidt tot het zichtbaar
maken van lange ontwikkelingen. Deze kunnen
onderling vergeleken en getoetst worden.
Op die wijze ontstaat een brede en tevens
diepgaande analyse van de ontwikkelingen.
Daarbij wordt duidelijk wat de bijzondere
en welke de algemene oorzaken zijn en wat het
unieke en wat het algemene karakter is van
elk van deze ontwikkelingen. De kwantitatief-
comparatieve geschiedvorsing leent zich
uitstekend voor de sociaal-economische
geschiedenis, voor de landschapsgeschiedenis,
met name de waterstaatszorg, en voor allerlei
bijzondere aspecten van andere aandachtsvelden
van de geschiedbeoefening. Niettemin blijven
er tekortkomingen. Deze kunnen grotendeels
worden opgelost door het totale historische
maatschappelijke proces zoveel mogelijk te
betrekken bij het inkaderen van ontwikkelingen
en het verklaren daarvan. Bovendien is het
duidelijk dat de politieke geschiedenis een
niet te onderschatten rol in het geheel speelt,
waardoor de 'longue durée' en de golf
bewegingen plotsklaps doorbroken kunnen
8
Geschiedschrijvinq in Zeeland