De buitenplaats De Griffioen
en zijn bewoners
Drs. PJ. Smallegange
is oud-leraar geschiedenis en
oud-conrector van de
Christelijke Scholengemeenschap Walcheren.
Hij is momenteel onder meer conservator
van de historisch-topografische
atlas Zelandia lllustrota
van het Zeeuws Genootschap.
Walcheren was in de zeventiende en achttiende
eeuw rijk aan buitenplaatsen.' De Verenigde
Oostindische Compagnie, de Westindische
Compagnie en de Middelburgse Commercie
Compagnie hadden welvaart gebracht.
Rijke kooplieden uit Middelburg, Vlissingen en
Veere ontvluchtten graag de steeds drukker
wordende en vaak stinkende stad en kochten
een boerderijtje op het platteland. Namen
van buitenplaatsen als Toornvliet, Landlust,
Damrust, Rusthof en Rustenburg duidden
op een behoefte aan rust, aan een schone(re)
omgeving. In de loop van de tijd werden
er aan de boerderijtjes kamers bijgebouwd.
Zo ontstonden buitenplaatsen, historische
landhuizen met bijgebouwen, waterpartijen,
tuinen en parken. Ze werden lusthoven waar
het goed toeven was, vooral in de zomer.
Later werden de plaatsen een statussymbool
voor kooplieden en patriciërs. Het hoogtepunt
in de ontwikkeling van de buitenplaatsen vond
in de tweede helft van de achttiende eeuw
plaats.
Op de kaart van Walcheren van de gebroeders
David en Anthony Hattinga [omstreeks 1750)
vinden we een aaneenschakeling van lusthoven.2
Op deze kaart hebben de buitenplaatsen zich
geheel naar en in het landschap gevoegd.
Het karakter van de tuinen veranderde in
de achttiende eeuw van gesloten naar open,
waarbij het huis het uitgangspunt en het
centrum vormde. De aanleg leek over te gaan
in het omliggende landschap en werd
monumentaal met een sterk geaccentueerde
centrale hoofdas. De bewoners kregen zo een
mooi uitzicht over de landerijen. Het park
werd in verschillende 'kamers' ingedeeld,
waarbij ondanks de verdeling in compartimen
ten met groene coulissen, de visuele relatie
met het huis bewaard bleef. De ruimten
werden veelal rechthoekig, vijvers en beelden
stonden op de assen van de lanen.3
De meeste buitenplaatsen werden gebouwd
op de hoger gelegen gronden: in de Manteling
tussen Vrouwenpolder en Domburg en op de
kreekruggen rondom Middelburg en Vlissingen.
Figuur 1.
Gedeelte van de kaart van Cornelis Goliath met buitenplaats
De Griffioen (1657/1688).
10
De buitenplaats De Griffioen