Het driemaandelijks Tijdschrift voor Industriële
Cultuur (tic), een uitgave van viat in Gent (2001,
4) gaat helemaal over 'De Waterwijk van Gent',
een wijk behorend bij de Gentse Sint-Jacobs-
parochie. Het stadsdeel met zijn talloze kleine
kanaaltjes, grachten en bruggetjes heeft vanaf
de zestiende eeuw een bijna onveranderd straten-
patroon. Samen met auteur Paul Pas maken de
lezers een wandeling door dit interessante
stadsdeel, waarbij bekende gebouwen, huizen en
hun bewoners worden besproken. Een aparte
uitgave is dit keer door viat gewijd aan de
mosterd: Mosterd specerijkelijk. De brochure
begeleidde een tentoonstelling met dezelfde
naam in het Museum voor Industriële
Archeologie en Textiel in Gent, gebaseerd op
de collectie van A. Delcart, die ook voor het
grootste gedeelte de tekst verzorgde. Achtereen
volgens passeren de revue: zaden van
verschillende soorten mosterd, de bereiding van
mosterd, mosterd in de geneeskunde, mosterd in
een ecologisch landbouwproces en mosterd in
de geschiedenis. Alle culturen uit het verleden
blijken mosterd gekend te hebben. Zelfs in de
graven van farao's in Egypte zijn mosterdzaadjes
teruggevonden. De Romeinen waren grote
verbruikers van mosterd, die zij meebrachten naar
onze contreien en in de eerste eeuw na Christus
vinden we al een recept voor de bereiding van
mosterd. Vanaf de veertiende eeuw bewijzen tal
van documenten dat onze voorouders liefhebbers
waren. Dodoens wijdt er in zijn Cruvdeboec
uit de zestiende eeuw vier bladzijden aan.
Toen de Franse schrijver Alexandre Dumas in een
restaurant eens vroeg welke mosterd er aan
geboden werd, schijnt hij het antwoord gekregen
te hebben: 'Monsieur! Wij hebben 84 soorten
mosterd voor heren en 29 voor dames
Tot het begin van de twintigste eeuw werd
de mosterd huis aan huis verkocht door de
'mosterdman' of 'mosterdvrouw'. De mosterd
zat in een houten vaatje omrand met koperen
banden. Er bestonden in België ooit meer dan
honderd merken. Nu telt het land nauwelijks
mee op de internationale markt, die beheerst
wordt door Frankrijk, Duitsland, Engeland en
de Verenigde Staten van Amerika.
Het Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone
Kunsten Antwerpen 2000 sluit aan bij de
tentoonstelling die in 1999-2000 werd gehouden
in het museum van Antwerpen: 'Elck zijn
waerom'. Deze expositie was gewijd aan vrouw
elijke kunstenaars in de Nederlanden tot
ongeveer 1950. We vinden bijdragen over
kunstenaars als Joanna Vergouwen, Suzanna
Horenbout, Levina Teerlinc en vele anderen.
Een aardig artikel is geschreven door Sofïe
Van Loo over de onafscheidelijke schilderessen
Maria Margaretha van Os (1779-1862) en
Petronella van Woensel (1785-1839), over hun
achtergrond en de invloed daarvan op hun werk.
Beiden maakten stillevens, voornamelijk van
bloemen en fruit. Verrassend is ook een artikel
door Zirka Z. Filipczak: 'Why are there no Old
Women in Heaven?' De schrijfster verwondert
zich over het feit dat bijna alle uitgebeelde
mannelijke heiligen op kunstwerken in
de zestiende en zeventiende eeuw oud zijn,
de vrouwen daarentegen jong. Ook vrouwen
waarvan bekend is dat zij op het tijdstip van
uitbeelding oud waren, worden jong voorgesteld.
De auteur geeft veel voorbeelden. Uitzonderingen
wat de vrouwen betreft zijn volgens haar
Elizabeth, de moeder van Johannes de Doper en
Anna, de moeder van de maagd Maria; zij mogen
hun leeftijd, gepaard gaande aan wijsheid, tonen.
Als vrouwen op zeventiende-eeuwse schilder
stukken er oud uitzien, worden ze meestal
geschilderd als een bediende, in elk geval als
iemand met een weinig begeerlijke rol.
In tegenstelling tot de mannen zijn de vrouwen
kennelijk uitgesloten van het rijpingsproces,
dat de mannen wel werd gegund.
In 1948 richtte Dom Eligius Dekker het jaarboek voor
godsdienstwetenschappen op, Sacris Erudiri,
uitgegeven door de Sint-Pietersabdij Steenbrugge
in België. Het jaarboek is uitgegroeid tot een
gerenommeerde uitgave van specialistische
studies over religie. Steeds meer is het streven
erop gericht van Sacris Erudiri een forum te
maken om christelijke elementen van de antieke
en middeleeuwse cultuur naar voren te brengen;
er werd daarom een ondertitel toegevoegd,
70
Aanwinsten ruilverkeer