Met Maart ecu knecht gevraagd
bij P. DIELEMAN, Kogelhof, Kam
perland.
Van stonden aan of met Maart
een arbeider gevraagd, liefst 2
of 3 werkkrachten, bij GEI3R.
WISSE, Onrustpolder, Kamperland
Met Mei een meid benoodigd
bij JAC. ISRAEL, landbouwer,
Kamperland.
Met Maart bonoodigd een Ze
en oen 4e knecht, en terstond ot
met Mei een meid- bij GERR.
VERHULST, landb. Kamperland,
Met Mei een dienstbode gevraagd
Hoog loon, bij Fam. L. P. WISSE Jz
Kamperland.
Figuur 1.
Detail van een advertentiepagina uit het Noord-Bevelandsch
Nieuws- en Advertentieblad van 11 januari 1924.
Daartegenover zijn er mechanismen die (onbewust)
in de hand werken dat het traditionele beeld
van wat in Zeeland geschiedenis is, niet snel
verandert. De pzc bijvoorbeeld is vrij onvoorspel
baar in wat zij 'doet' met nieuw wetenschappelijk
werk. Aan de dissertatie van Albert Kort werd
bijna een volledige bladzijde gewijd, terwijl het
met een cum laude bekroonde proefschrift
van Piet van Cruyningen over de West-Zeeuws-
Vlaamse boerenstand tussen 1650 en 1850 het
moest doen met een berichtje dat door een flinke
(boeren)hand bedekt kon worden. Toch is Van
Cruyningens dissertatie uitstekend leesbaar en
bezit zij een grote verklarende kracht ten aanzien
van de sociale verhoudingen in het West-Zeeuws-
Vlaanderen van de twintigste eeuw. Waarschijnlijk
vond men dat Van Cruyningens boek de pzc-
lezer minder zou aanspreken dan het boek van
Kort.2
Jammer genoeg vertoont de pzc-redactie soms ook
op het inhoudelijke vlak een moeizame houding
ten opzichte van geschiedschrijving. Zo werd het
uiterst onbevredigende verloop van de discussie
in december 2000 over de stormramp van 1953
in de kolommen van de pzc, in de hand gewerkt
door het feit dat de krant wél de aanvaller
(een waterstaatkundig ingenieur) en niét de
aangevallene (Kees Slager) aan het woord liet.
Bij de ingenieur was natuurlijk 'sensatie' te halen
en de historische vaklui moesten het maar
opknappen door middel van ingezonden brieven.
Merkwaardig genoeg kreeg ik achteraf een brief van
de ingenieur in kwestie, waaruit bleek dat zijn
grief tegen Slager slechts berustte op enkele
passages in diens fikse boek. Die passages bleken
te gaan over de activiteiten van Waterstaat na
de ramp van 1 februari 1953, terwijl de volledige
discussie in de pzc betrekking had op de
oorzakelijke relatie tussen het overheidsbeleid
vóór die datum en de ramp. Had de journalist die
de ingenieur interviewde, dit misverstand niet
kunnen voorkomen door dóór te vragen naar
de feiten? Nu kregen de lezers een 'discussie'
voorgeschoteld die niet ging over hetgene waar
ze over had moeten gaan en die in feite niet
meer was dan een onbekookte aanval op Kees
Slager. Overigens past een dergelijke slordigheid
voortreffelijk bij de voorkeur voor sensatie boven
kwaliteit die de pzc de laatste decennia steeds
meer aan de dag legt, waarschijnlijk een houding
die opgeroepen wordt door de hevige concurren
tie en de bezuinigingsdrift in de dagbladwereld.
Bezwaarlijker dan deze incidentele en in zekere zin
ook begrijpelijke kwesties bij de pzc, die immers
geen orgaan is dat de bedoeling heeft om de
kennis van de geschiedenis te promoten, was
de gang van zaken bij de uitgave van de serie
Ach Lieve Tijd in de jaren 1996 tot 1998.
Weliswaar werden als auteurs gerenommeerde
historici aangezocht, maar wie denkt dat zij hun
vakkennis of de stand der wetenschap op hun
deelterrein als vertrekpunt mochten nemen, heeft
het mis. Elke auteur kreeg een lijstje mee met
onderwerpen waarvan de redactiecommissie vond
dat ze beslist in de tekst moesten terugkeren.
Dat lijstje was in elk geval voor mijn onderwerp
erg traditioneel gekleurd en (on)behoorlijk goed
kenbaar als zijnde van Middelburgse makelij.
Zo werd uit de eerste versie van mijn tekst over
de kerken in Zeeland bijvoorbeeld een stuk over
de doopsgezinden en lutheranen (in voornamelijk
West-Zeeuws-Vlaanderen) verwijderd en werd
me opgedragen om de Middelburgse 'anti-toga
beweging' ergens in de tekst onder te brengen,
hoewel deze beweging een zuiver plaatselijk
verschijnsel was en kerkhistorisch ook niet boven
het lokale niveau uitstijgt.
Bolusering van het verleden
Het bovenstaande mag de lezer opvatten als
gemopper in de marge door iemand die vanuit
zijn eigen beroepssfeer (te) hoge eisen stelt.
Vergeleken bij het verschijnsel van de bolusering