gevraagd om een terugblik op de eeuw te geven.
'Niét zoals Kees Slager schrijft', zo reageerde hij.
ik denk dat dat aangeeft hoezeer er behoefte
is aan 'Bewaltigung', zoals de Duitsers zeggen,
van het recente Zeeuwse verleden. Het woord
betekent zowel verwerken als de baas kunnen,
onder de knie krijgen en overwinnen.
'In het reine komen met', zou je ook kunnen
zeggen. Het wordt tijd dat we onderkennen wat
er 'pluis' en 'niet pluis' was aan de vooroorlogse
sociale verhoudingen. En misschien ook dat we
te weten komen in welke mate dat deel dat 'niet
pluis' was uit intern-Zeeuwse (intern-dorpse)
verhoudingen voortvloeide - of misschien mede
bewerkstelligd werd door de politiek van onze
(op economisch gebied) zo liberale regeringen
uit die tijd.7
Figuur 3.
Streekkranten vormen een belangrijke bron voor de lokale
politieke geschiedenis. Hulsterblad 29-1-1946.
Uit Stad en Omievini
HULST.
Katholieke Volkspartij.
Op dc vergadering van de Kath.
Volkspartij van voorlaatste week, wa
ren maar een icstigtal belangstellen
den. De heer Alb. Lockefeer meende
hieruit te moeten constatcercn, dat er
onder het volk nog een groote luste
loosheid hcerschte op politiek terrein.
Wij spraken hierover, of beter Ie
mand uit de arbeidersstand sprak ons
erover en meende, dat er ook wel an
dere ooreaken konden zijn.
Zonder ons uit te willen spreken
ten gunste van een bepaald persoon,
willen wij even in het kort weergeven
hoe deze man en volgens zijn zeggen,
er ook nog anderen over denken. Te
vens geven wij dan gevolg aan zijn
verzoek, op dit punt even dc aandacht
te vestigen.
Dhr. Alb. Lockefeer sloeg in zijn op
vatting, volgens hem, de plank mis.
Vroeger, zei hij, waren dusdanige ver
gaderingen steeds goed bezocht. Dat
het nu niet meer zoo is. weet hij aan
de leiding. Een figuur miste hij den
laatsten tijd. Volgens hem zou een
spreekbeurt van dhr Em. Lockefeer
meer belangstelling voon deze vergade
ringen wekken. De mecning, dat dhr
Em. Lockefeer bij <lc oude garde be
hoort en niet meer in de nieuwe poli
tiek thuishoort, vond onze zegsman
maar weinig steekhoudend. Degenen,
die nu een nieuwe pa'tij trachten te
vormen, zijn vroeger eveneens bij die
oude garde geweest, zei hij
Men wil dc jongeren winnen, maar
dc jongeren zullen zich dan pas aan
sluiten, als zij kunnen aannemen, dat
de oude leiders, die zij nu nog noodig
hebben, zich zullen terugtrekken, zoo-
dra zij zelf meer naar voor willen
komen, zoo besloot hij.
Een uitstekend voorbeeld van de cultureelantro-
pologische historische benadering op plaatselijk
niveau is in mijn ogen het boek Leben auf dein
Dot/van Albert Uien en Utz Jeggle. Het gaat
over een dorpje in Zuid-Duitsland, waar met een
burgemeestersverkiezing in 1953 allerlei stokoude
vetes (incluis hun verworteling in de lokale
sociaal-economische structuur) plotseling voor
het voetlicht traden. Het inzicht dat deze studie
verschaft in de sociale psychologie van groepen
in het dorpsleven (korter en langer durende
verbanden, onderlinge afstoting, geruchten,
vijandbeelden enzovoort) maakt mij nieuwsgierig
naar het beeld dat dezelfde methode zou
opleveren voor (de) Zeeuwse dorpen in de jaren
1950 of 1960. Dat waren immers de jaren waarin
ook hier de heersende elites hun greep op de
lokale samenleving aan het verliezen waren:
op economisch gebied heel snel, qua aanzien
en macht misschien beduidend langzamer.
Het is voorstelbaar dat door dat verschil in tempo
een fikse spanning ontstond tussen degenen
die de kansen van de nieuwe situatie aangrepen
om meer macht voor zichzelf op te eisen, en de
oude machthebbers. Kwam dat ook in Zeeland
naar buiten in verkiezingstijd, of mogelijk binnen
de muren van de kerken?8
Door het kiezen van dit type onderwerpen voor
geschiedschrijving wordt meestal een flink stuk
geschiedenis vastgelegd dat anders volledig
verloren zou zijn gegaan.9 Dat is ook het geval
met al die onderwerpen die liggen op het
grensvlak van sociaal-economische geschiedenis
en cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis.
Waarom geen omvattende wetenschappelijke
studie naar bijgeloof in Zeeland, of één naar de
strijd tegen de zomertijd in de jaren 1918-1940?
En wordt het niet eens tijd voor een objectieve
studie naar het eeuwenoude gevoel van
achtergesteldheid van Zeeuws-Vlaanderen ten
opzichte van overig Zeeland? Loont het de
moeite om te proberen toch iets van 'de Zeeuwse
mentaliteit' op te sporen door een diepgaande
sociolinguïstische analyse van het gebruik van
beeldspraak en aanverwante stijlfiguren in het
gesproken Zeeuws van de laatste honderd jaar?
En meer op het terrein van de klassieke
geschiedbeoefening: komt er ooit een boek
over Zeeland in de negentiende eeuw of over de
Zeeuwse bestuurscultuur? Waar blijven de
(boven)lokale studies over de Bataafs-Franse tijd?
De lezer die al dit verbale geweld wil relativeren,
kan ik alleen maar gelijk geven. Immers, één
dwaas kan meer vragen - ook in de betekenis
Geschiedschrijving in Zeeland (2)
45