voor de Zeeuwse bijen- en wespenfauna en publicist over de Zeeuwse natuur. Chiel Jacobusse is verbonden aon AI a Km f CXcp 1 -Sf/c/)ting HetZeeuwse Landschap MI d I 11II d b C I als Hoofd Externe Betrekkingen. - Daarnaast is hij enthousiast amateur-bioloog Entomologen zijn het erover eens dat bijen en wespen tot de sterkst bedreigde dieren van onze fauna behoren. In 1999 is een voorlopige Rode Lijst opgesteld voor inheemse bijen en daarin kwam naar voren dat ongeveer een zesde deel van de inheemse soorten uitgestorven is, terwijl van het resterende deel voor ongeveer de helft van de soorten hetzelfde lot dreigt. Anders gezegd: bijna tweederde van onze inheemse bijensoorten is uitgestorven of in zijn voortbestaan bedreigd. Onnodig te zeggen dat dit - ook in vergelijking met andere diergroepen - een dramatisch percentage is! Er zijn aanwijzingen dat de situatie voor de wespen nog alarmerender is dan voor de bijen, maar gegevens om dit te verifiëren ontbreken. Naast een aantal andere beweegredenen, die in mijn vorige artikel in Zeeland 11/1 (2002) worden genoemd, vormde met name de verontrustende achteruitgang van de Zeeuwse bijen- en wespenfauna voor Het Zeeuwse Landschap aanleiding deze fauna grondig in kaart te brengen, zodat op termijn een adequate bescherming gerealiseerd kan worden. Evenals bij het onderzoek naar verschillende vliegenfamilies is veel aandacht besteed aan soorten waarvoor Zeeland een speciale verantwoordelijkheid draagt. De oorzaak van de sterke achteruitgang van het aantal bijen en wespen - in jargon Hymenoptera aculeata ofwel angeldragende vliesvleugeligen - ligt waarschijnlijk vooral in hun gespecialiseerde levenswijze. Bijen zijn gespecialiseerde bloembezoekers met een sterke binding aan een bepaald landschapstype. Wespen zijn predatoren die vaak aangewezen zijn op een enkele prooisoort, terwijl bij de voorplanting bovendien allerlei ingewikkelde relaties met andere organismen een rol spelen. Snelle veranderingen in het landschap zoals die tegenwoordig gewoon zijn, en het daarmee gepaard gaande verlies aan woongebied zijn voor gespecialiseerde dieren als bijen en wespen funest. Algemene oorzaken van natuurverlies als vermesting en verdroging van het milieu spelen daarnaast ook een rol in de teloorgang van de bijen- en wespenstand. Vanaf 1998 is door verschillende medewerkers aan het onderzoek een groot aantal locaties onderzocht. Primair werd aandacht besteed aan de reservaten die in beheer zijn bij initiatiefnemer Het Zeeuwse Landschap, maar daarnaast werden ook tal van andere gebieden bemonsterd. Dat is ook noodzakelijk want bijen en wespen bewonen microhabitats die soms eerder in de achtertuin dan in een uitgestrekt natuurgebied te vinden zijn. In totaal zijn de vertegenwoordigers van negen families onderzocht, die in Nederland zijn vertegenwoordigd met zo'n 650 soorten. Bij de aanvang van het onderzoek waren er uit Zeeland iets minder dan 300 soorten hiervan bekend. Inmiddels is dat aantal opgelopen tot 367, zoals tabel 1 laat zien. Het onderzoek vond in hoofdzaak plaats door gerichte schepnet vangsten tijdens honderden terreinbezoeken. Er is echter ook op een zestal locaties gevangen met een zogenaamde malaiseval, een vangtent die een zeer uitgebreide bemonstering van de strikt lokale fauna mogelijk maakt. Dat een malaiseval geen overbodige aanvulling is, blijkt wel uit het feit dat een tiental soorten uitsluitend hiermee gevangen is. In tabel I wordt per familie een totaaloverzicht gegeven van alle aantallen die momenteel bekend zijn over verschillende perioden. Alarmfase 1 voor Zeeuwse bijen en wespen 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 15