WT
van het Zeeuwse verleden, zijn de tekort
komingen bij de pzc en Ach Lieve Tijd immers
maar 'peanuts'. In een eerder nummer van
Zeeland schreef Jeanine Dekker al over de golf
van 'invented tradition' die de laatste jaren over
onze provincie heenspoelt: de immer aanwezige
bolus, de door het Toeristisch Bureau Zeeland
omarmde boerengoedcultuur, de niet minder
commerciële opkomst van Zeeuwse gerechten en
de promotie van Zeeland als een provincie die
beheerst wordt door het element water.3
Uiteraard hoort het dialect - het is een misverstand
dat zich gemakkelijk voordoet - niet tot deze
reeks. Van 'invented tradition' is geen sprake,
het Zeeuws is hier immers altijd al gesproken.
Alleen legt de tegenwoordige generatie sprekers
de traditionele schaamte over het dialect af.
Vandaar ook dat men nu meer in het Zeeuws
zingt dan voorheen; slechts een deel van de
Zeeuwse zangers kiest voor de nostalgie en een
nog veel geringer deel focust op identiteit.
Jammer dat vooral hun bijdragen - zo blijkt uit
Dekkers artikel - doordringen tot de buiten
wereld. De poging om het Zeeuws erkend te
krijgen als 'regionale taal' (dus als dialect)
volgens het Europees Handvest van de regionale
talen en talen van minderheden, is vanzelf
sprekend óók van recente datum, daar de
Nederlandse regering dit Handvest nog maar in
1993 ondertekende. In strikte zin ging het hier
om 'erkenning' in de letterlijke zin van het
woord, erkenning van het dialect als waardevol
cultureel erfgoed, dat als zodanig bescherming
verdient."
Niet alleen wordt door de genoemde golf van
'invented tradition' een onjuist beeld van het
huidige Zeeland (en van het 'Zeeuws eigene',
'whatever that may be') geschapen, er dreigt ook
een enorme versimpeling van het beeld van het
Zeeuwse verleden te ontstaan: een samenleving
van weldoorvoede en prachtig geklede mensen,
aan de waterkant genietend van een keur aan
heerlijke gerechten. Dat Zeeland in voorleden
eeuwen gekenmerkt werd door grote sociale
tegenstellingen, dat er veel armoede was en dat
de meeste kustbewoners amper belangstelling
toonden voor de zee, verdwijnt volledig uit het
zicht. Wie beseft er nog dat de nu gepresen
teerde streekdrachten slechts de feestkleding van
de rijkeren voorstellen, dat de bolus bij velen
zelden op tafel kwam en dat veel oudere
Zeeuwen nog steeds gruwen van 'streekgerech-
ten' zoals kaantjes en vosse soppen? Het zal een
hele toer zijn om deze bolusering van het
Zeeuwse verleden teniet te doen. Handen uit de
mouwen dus, heren en dames historici!
Onderdrukten, machthebbers en structuren
Handen uit de mouwen, maar hoe en in welke
richting? Misschien is het goed om met dat
laatste te beginnen. De redactie van Zeeland
heeft me immers expliciet gevraagd uiteen te
zetten vanuit welke invalshoek ik het verleden
benader, wat volgens mij het doel en de functie
van geschiedschrijving moet of kan zijn.
Wel, was het niet Herodotus of Thucydides die al
geschiedenis schreef vanuit de wens om de 'grote
daden' van de inensen voor later te bewaren?
In het verlengde daarvan streef ook ik naar het
zo getrouw mogelijk reconstrueren van de
verleden werkelijkheid, opdat niet vergeten worde
hoe vorige generaties werkten, streden,
dachten en zich onderling tot elkaar verhielden.
Niet alleen de 'grote daden' van de 'grote
mensen' dus, maar méér. De sociaal-economische
invalshoek is uit de geschiedschrijving niet meer
weg te denken en evenmin, wat mij betreft,
de mentaliteitshistorische invalshoek.
Daaraan kan ik toevoegen dat ik ook vanuit mijn
christelijke levensovertuiging voortdurend op
zoek ben naar 'waarheid'. Ik streef naar een zo
getrouw mogelijke weergave van het verleden die
rekening houdt met zoveel mogelijk verklarende
factoren, omdat een eenzijdige beschrijving van
het verleden zich niet verdraagt met het bijbelse
begrip waarheid (dat uiteraard niet alléén in de
bijbel voorkomt). Mijn rechtvaardigheidsgevoel
spoort mij bovendien aan om 'recht te doen'
aan de onderliggende groepen van voorheen:
armen, rechtelozen, uitgebuiten. Hun situatie
moet beschreven worden, aan hen moet -
al is het soms pas na hun leven - 'recht gedaan
worden'. Door de historicus dus. Ook deze
invalshoek heeft voor mij persoonlijk wortels in
het bijbelse rechtvaardigheidsbegrip, waarbij
uiteraard ook weer geldt dat men dezelfde
motivatie ook aan een andere bron kan ontlenen.
Als keerzijde van de aandacht voor het lijden
van de mens in de geschiedenis, pleit ik voor
een indringende analyse van de macht en de
ideologie van de machthebbers en van de
structuren die hen ondersteunen of die zij in
het leven geroepen hebben.5
Geschiedschrijving in Zeeland (2)
43