'aanloopkosten' heeft. Aan de andere kant heeft Vlissingen een kostenvoordeel ten opzichte van Rotterdam omdat het bij de overslag de werkwijze van Hesse-Noord Natie in Antwerpen overneemt die 15% lagere kosten heeft dan Rotterdam (ect). Vlissingen combineert als het ware het beste van de twee grote havens in de regio en komt zo op het laagste kostenniveau uit.4 Rotterdam heeft, zoals gezegd, nu een kostennadeel in het overslagproces ten opzichte van Antwerpen. Dit lijkt merkwaardig, omdat Rotterdam veel sterker geautomatiseerd is dan Antwerpen en daardoor lagere arbeidskosten heeft. Niettemin is Antwerpen veel sneller in de afwerking en daarom per saldo efficiënter. Deskundigen voeren het verschil terug op het feit dat het Rotterdamse systeem van overslag een drie-staps- en het Antwerpse een twee-staps- proces is.5 Hoe waarschijnlijk is het dat Rotterdam in het komende decennium met de handen over elkaar zal toekijken en het kostennadeel zal laten voortbestaan? De recente ophef over het verlies aan klanten bij de ect-terminal in Rotterdam is een aanwijzing dat Rotterdam zal moeten terugvechten en de efficiëntie van het overslag proces verbeteren. Dit zal al helemaal gebeuren bij de bouw van nieuwe containeroverslagcapa- citeit op de Tweede Maasvlakte. Daarmee smelt het veronderstelde concurrentievoordeel van Vlissingen (ten opzichte van Rotterdam) weg. Een tweede reden tot twijfel is de 'paradox-Zeebrugge'. Deze haven heeft - enigszins verrassend - lagere kosten dan Rotterdam, Antwerpen en Vlissingen. Toch is Zeebrugge een kleine speler in bet krachtenveld van de containeroverslag. Nog schrijnender is het lot van de Ceres Paragon containerterminal in Amsterdam die - ondanks de snelste en efficiëntste kranen ter wereld - een jaar na oplevering nog geen enkele container te verwerken heeft gekregen. Kennelijk is de relatieve kostenefficiëntie niet de enige of zelfs niet de belangrijkste factor die de concurrentie positie bepaalt. Achterlandverbindingen Vlissingen. Het kosten voordeel van Zeebrugge wordt volgens het mak teniet gedaan door de slechte infrastructuur verbindingen die Zeebrugge heeft. Bij de Ceres Paragon containerterminal in Amsterdam is het niet anders.6 Hoe sterk zijn de kaarten van Vlissingen? De mee geeft een samenvattend overzicht van de concur rentiepositie van Vlissingen met betrekking tot weg, rail en binnenvaart.7 Juist dit overzicht roept serieuze vragen op. Zo krijgt Vlissingen zonder meer een slechter rapportcijfer dan Antwerpen en Rotterdam op het gebied van railverbindingen. Ook wat betreft de aansluiting op de binnenvaart scoort Vlissingen minder goed dan Rotterdam. Tenslotte is de aansluiting van het wegennet voor oost-westtransport minder sterk dan dat van Rotterdam en Antwerpen. Al met al heeft Vlissingen qua achterlandver bindingen een concurrentienadeel ten opzichte van Antwerpen en Rotterdam. Samenvattend zijn de marktvooruitzichten én de toekomstige concurrentiepositie van Vlissingen onzeker. De voorspellingen ten aanzien van het te verwachten containervolume (1,5 miljoen containers per jaar) moeten daarom met grote terughoudendheid worden geïnterpreteerd. De risico's zijn groter dan in de mer wordt belicht en deze onzekerheid over het uiteindelijke commerciële succes weegt zwaar in het licht van de grote offers (landschap, natuur, verkeer, infrastructuurinvesteringen) die het project vraagt. Figuur 3. De Kaloot vormt een unieke biotoop voor de zeldzame Blauwe Zeedistel. Foto F. van Nieulande. De Westerschelde Container Terminal 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 11