parel op het westelijk halfrond, de twaalfde provincie van Nederland' en dat moest gerealiseerd worden via het onderwijs. Vanaf 1876 moesten alle kinderen vanaf zes jaar naar school en mocht er in de school geen woord gehoord worden van het 'Nengre', de vernacular die de moedertaal van slaven was geworden, want slaven mochten immers geen Nederlands kennen. Het Nengre, door de Hollanders Neger-Engels genoemd, was ook de contacttaai tussen slaaf en meester, en de algemene omgangstaal bij de gekleurde bevolking. Ondertussen kwamen er nieuwe groepen in Suriname: Chinezen waren vanaf 1854 ingevoerd om te werken op de plantages; vanaf 1873 kwamen Hindoestanen uit het voormalig Brits-lndië en vanaf 1890 Javanen uit Nederlands Oost-lndië. De eerste taal die de nieuwe groepen overnamen, was juist dat Nengre. Dat werd de algemene taal op straat, op de markt, in de winkel van de Chinees. De officiële taal en onderwijstaal was het Nederlands. Creoolse ouders wilden graag dat hun kinderen er maatschappelijk op vooruit zouden gaan. Maatschappelijke vooruitgang was mogelijk als je onderwijs had gehad en onderwijs kon je alleen volgen als je het Nederlands machtig was. Daarom gingen zij hun kinderen dwingen om Nederlands te spreken, ook al spraken die ouders het zelf niet. Toen de Hindoestaanse contractarbeiders besloten in Suriname te blijven wilden zij natuurlijk ook dat hun kinderen maatschappelijk er op vooruit gingen, dus ook zij gingen hun kroost aanmoedigen om zoveel mogelijk Nederlands te spreken, al spraken zij het zelf niet; later de Javaanse ouders ook. In de hele twintigste eeuw is er geen bevel zoveel gegeven aan Surinaamse kinderen als 'praat Hollands!' en de meest gegeven strafregel op school was: 'ik mag geen Neger-Engels spreken in de school'. Tegelijk met het onderwijs werden Hollandse normen en waarden overgebracht, daar is niets mis mee, maar werd ook de Hollandse cultuur erin gestampt. Het werd Hollands praten, Hollands denken, Hollands voelen en daarmee gepaard ging dat alles van Suriname, van negers, van creolen volstrekt onbelangrijk was. Nog veel sterker, dat moest onderdrukt worden. Afro-Surinaamse muziek, dat paste niet, de eigen cultuur van de vroegere slaven moest helemaal verdwijnen, dat was 'afgoderij' en werd bij wet verboden gesteld in Paramaribo. Je moest je zo Hollands mogelijk gedragen; Surinaamse kinderen zeiden tegen elkaar: 'doe niet zo vernegerd'. 'Vernegerd' zijn was niet netjes, het was ongepast. Hollands werd het synoniem van beschaafd en fatsoenlijk. Met het onderwijs werd het kinderen ingeprent om zo Hollands mogelijk te zijn en over slavernij moest niet meer gepraat worden; dat was voorbij en dat moest men zo snel mogelijk vergeten. In de geschiedenisboekjes kwam slavernij wel summier voor, maar helemaal vanuit Hollands standpunt en de marrons, de weglopers, waren altijd de slechteriken. Er was wel een stil protest vanuit de creoolse bevolking, maar de koloniale overheid had het voor het zeggen en de leidinggevenden waren nog steeds blanke Hollanders en lichtgekleurde kleurlingen die zich helemaal Hollands voelden en gedroegen. Afro-Surinamers gingen dus maar buiten de stad om hun typische kawinafeesten te organiseren. De winticultuur die door de overheid tot afgoderij was bestempeld en bij wet verboden was, leefde wel voort, maar dat gebeurde stiekem en op verre plantages. De periode van slavernij moest helemaal in het vergeetboek raken en daarom had de koloniale overheid beslist dat 1 juli, Emancipatiedag, geen feestdag mocht zijn. De Evangelische Broedergemeente, waar ondertussen veel Afro-Surinamers in de leiding waren gekomen, was het hiermee niet eens, dus die maakten die werkdag op school tot een feestdag en na 10 uur mochten de kinderen naar huis. Deze situatie heeft geduurd tot de jaren vijftig van de vorige eeuw. Kentering Na de Tweede Wereldoorlog kreeg Suriname een Middelbare School en een Pedagogisch Instituut en grote groepen studenten kwamen naar Nederland om te studeren. De grootste culturele schok die deze jongelui te wachten stond, was geen sneeuw en ijs en Sinterklaas, want daar wisten zij alles van; de grootste schok voor hen was te ontdekken dat zij alles wisten over Holland en dat de Hollander niets wist over Suriname; vaak zelfs niet eens de geografische ligging. In Holland werden deze studenten zich bewust van hun eigen Surinaamse identiteit en ook van het feit dat er niets mis was met Surinamer-zijn. Ze zochten elkaar op, ze gingen Slavernijverleden: herdenken of vergeten? 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 25